De KP-Alkmaar en haar SD-contacten

De Sicherheitsdienst (SD) is in 1931 opgericht als veiligheids- en inlichtingendienst van de Schutzstaffel (SS). Tot mei 1944 had de KP-Alkmaar geen direct contact met de SD. Wel had de groep twee indirecte contacten, namelijk één via Frans van der Zeijden, grossier in tabaksartikelen te Alkmaar, die contact had met drie SD'ers te Amsterdam, waaronder de Duitse oorlogsmisdadiger Friedrich Christian Viebahn. Het andere indirecte contact liep via Henry Scharrer die contact had met één of meerdere SD'ers; hun namen heeft Henry in zijn graf meegenomen.

Frans Alexander van der Zeijden


Bron: eerebegraafplaatsbloemendaal.eu

Het contact met Van der Zeijden werd voor de KP-Alkmaar onderhouden door Mevr. Greidanus; Pierre de Bie woonde bij haar. Van der Zeijden hield haar op de hoogte van de bezoeken die zijn contacten vaak aan Alkmaar en omgeving brachten en wist haar, omdat hij op vriendschappelijke manier met deze SD'ers omging, inlichtingen te verschaffen over hun vorderingen in de opsporing van verzetsmensen.

Van der Zeijden werd in 1943 individueel actief in het illegale werk in Alkmaar. Vanaf begin 1944 werd hij steeds vaker ingeschakeld door het georganiseerde verzet. Informatie die hij via zijn groothandel van zijn contacten zoals artsen, politieautoriteiten en de SD kreeg, gaf hij door aan de KP-Alkmaar.

In de vroege ochtend, 03.30 van 11 oktober 1944, ging Van der Zeijden met een groep BS’ers in een vrachtwagen van boerderij Houtlust, Zuidervaart in de Schermer, op weg naar een afwerpterrein om gedropte wapens op te halen (zie ook Slag bij Rustenburg). Bij de brug bij Rustenburg stootten de met stenguns bewapende BS’ers op een groep Landwachters. In het vuurgevecht dat volgde, raakte Van der Zeijden in een arm en schouder gewond, maar kon zich ter plaatse in een rietkraag verstoppen.

Enkele uren later werd Van der Zeijden gevonden. Hij werd gearresteerd en later door de Sicherheitspolizei zwaar verhoord. Als gevolg hiervan vond later die ochtend een inval plaats op boerderij Houtlust. Van der Zeijden werd overgebracht naar het Huis van Bewaring in Amsterdam en op de lijst van Todeskandidaten gezet die in aanmerking kwamen voor fusillering bij represailles. Op 17 november 1944 werd hij als represaille voor de moordaanslag op Rottenführer Meijer, die had geprobeerd te infiltreren in het verzet, met vier andere verzetsmensen in Alkmaar gefusilleerd.


Het contact met Henry Scharrer (1900-1944) werd onderhouden door de Alkmaarse KP-leiders Fritz Conijn en Pierre de Bie. Zijn inlichtingen waren vooral van belang voor de Geheime Dienst Nederland (GDN), een spionagegroep tijdens WO2 waarmee Henry nauw samenwerkte. Er ontstaat een voor het verzet zeer vruchtbare samenwerking: KP-Alkmaar helpt Scharrer onder meer met het verzamelen van inlichtingen en Scharrer voorziet KP-Alkmaar van reisdocumenten.

Op 18 augustus 1944 wordt Scharrer in de trein van Haarlem naar Den Haag gearresteerd omdat zijn papieren niet (lijken te) kloppen. Na in het Oranjehotel (Scheveningen) te zijn verhoord, komt hij terecht in het Amsterdamse huis van bewaring aan de Amstelveenseweg. Daar vinden zware verhoren plaats, onder anderen door de beruchte SD-man Herbert Oelschlägel. De SD besluit een celspion in te zetten om te achterhalen wie er met Scharrer samenwerken. Hij, een zekere Willy Pons, krijgt van Scharrer de nodige informatie los. Opnieuw met behulp van Pons, zetten de Duitsers daarna een val voor de verzetsvrienden van Scharrer door voor te stellen alsof hij met losgeld kan worden vrijgekocht.

Op 29 augustus 1944 komt een groepje kameraden het geld overhandigen in een café aan de Amstellaan. Iedereen wordt gearresteerd; ook Fritz Conijn, die het losgeld op zak heeft. Scharrer en Conijn worden met een aantal andere KP’ers naar Vught overgebracht en aldaar in de vroege ochtend van de woensdag na Dolle Dinsdag (6 september 1944) gefusilleerd.

Henry Scharrer

Bron: www.nmkampvught.nl

Thea Hoogensteijn

Bron: Jan Hopman

Nadat Fritz Conijn en Pierre de Bie met hun KP-werk naar Amsterdam waren verhuisd, kreeg de daar nieuw gevormde groep een prima contact met de SD in de persoon van Thea Hoogensteijn (1918-1956), die in de Euterpestraat als secretaresse van de leiding van de SD-Amsterdam werkzaam was. Dit contact verschafte de KP de meest waardevolle inlichtingen op allerlei gebied.

Thea Hoogensteijn was lange tijd een onbekende in de geschiedschrijving over WO2. Kort na de oorlog roemden Arend Japin en Pierre de Bie haar betekenis voor het verzet: ze noemden haar zeer intelligent en in staat tot zwaar spionagewerk. In het paginagrote artikel “Bij de SD in de Euterpestraat redde Thea velen het leven” (Alkmaarsche Courant, 4-5-1960) werd Hoogensteijn voor het eerst gememoreerd als vergeten verzetsheldin.

Met haar representatieve verschijning en vloeiende beheersing van het Duits (tot haar negende groeide zij op in Darmstadt), vond ze in januari 1942 een baan als typiste bij de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, die de Joodse deportaties regelde. Ze vertaalde er de nieuwe anti-Joodse bepalingen naar ambtelijk Nederlands en deed registratiewerk bij Jodenrazzia’s. Later typte ze op het hoofdkwartier van de SD verhoren uit van politieke gevangenen en maakte ze dienstorders voor de Arbeitseinsatz. Haar geliefde Henk Klijn, een collega van de afdeling die Joodse woningen leeghaalde, overlaadde haar met geschenken en bezorgde haar een benedenwoning van gedeporteerde Joden in de Rubensstraat 98.

Tegelijkertijd stond Thea Hoogensteijn op goede voet met de Amsterdamse politieagenten Arend Japin en Piet Elias, die voor de illegaliteit werkten. Thea was zeer aardig en behulpzaam, herinnerde Japin zich na de oorlog, en ze was geen lid van de NSB. Begin 1943 liet ze op eigen houtje twintig voor de Arbeitseinsatz gearresteerde studenten ontsnappen, wat Japin overtuigde van haar betrouwbaarheid. Gaandeweg kwam Hoogensteijn op kantoor steeds openlijker uit voor haar afkeer van de grove mishandelingen van gearresteerde verzetsmensen. Dat leidde eind juni 1944 tot haar ontslag. Maar op aandringen van verschillende bekenden uit de illegaliteit, Henk Klijn en haar broer Jan, die inmiddels ook samenwerkten met het verzet, was Hoogensteijn twee weken later weer in functie: nu als de secretaresse van SD-chef Willy Lages, die om een goede typiste verlegen zat. Ze was informante voor de Amsterdamse KP van Fritz Conijn en Pierre de Bie, Henk Klijn fungeerde als haar koerier. Met De Bie kreeg ze ook een verhouding; hij trok bij haar in. Hoogensteijns informatie over de SD was van grote waarde voor de planning en uitvoering van wapendroppings, liquidaties en sabotageacties en zo redde ze talloze verzetsmensen het leven.

Eind 1944 merkte Thea Hoogensteijn dat Lages onraad rook: “Thea, du bist eine Verräterin”, had hij op haar typemachine uitgetikt. Om de aandacht van haar af te leiden liet Radio Oranje het bericht uitgaan dat de “misdadige SD-medewerkster Thea Hoogensteijn” haar straf niet zou ontlopen. Lages bond in, maar een paar weken later, op 10 januari 1945, werd Hoogensteijn alsnog opgepakt, samen met Klijn. Beiden kwamen na drie dagen vrij, waarna ze direct onderdoken. Op 9 maart 1945 vluchtten ze met een aanbevelingsbrief van het verzet en geholpen door Pierre de Bie naar bevrijd gebied.


Bron: Regionaal Archief Alkmaar ; Aantekeningen Pierre de Bie ; Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland ; "Zwijgen over de Euterpestraat" en "De wedergeboorte van een Moffenmeid" door Jan Hopman

"Zwijgen over de Euterpestraat" en "De wedergeboorte van een Moffenmeid" door Jan Hopman