Winterhulp in Alkmaar

Vanaf 1940 organiseerde de Duitse bezetter de actie Winterhulp. Hiervoor diende de Duitse “Winterhilfe” als voorbeeld. De organisatoren wilden met de opbrengst van de Winterhulp-collecte hulpbehoevende mensen een extraatje geven tijdens de barre winter. In katholieke en protestantse kring werd de Winterhulp gezien als een poging om de kerkelijke hulporganisaties overbodig te maken.

De Winterhulp Nederland (WHN) was een kopie van een instelling van het Derde Rijk. Daar bracht het Winterhilfswerk des Deutschen Volkes jaarlijks in demonstratieve collectes en met andere middelen grote bedragen bijeen waaruit het behoeftige deel van de bevolking in de winter goederen ontving, maar ook waardebonnen waarmee in winkels betalingen kon worden verricht.

In oktober 1940 was in ons land de WHN van start gegaan met krachtige steun van de Nederlandse autoriteiten. Het Reichskommissariat wenste dat de WHN niet het karakter zou krijgen van een NSB-instelling; in het Landelijk Erecomité bevonden zich onder de ruim vijftig leden slechts vijf NSB’ers. Dat waren er voor de massa van het volk vijf te veel. Bovendien: de WHN was door de bezetter in het leven geroepen, en ondanks het feit dat Seyss-Inquarts initiatief van verscheidene kanten steun ontving, ook van de leiding van de Nederlandse Unie, maakten de meeste Nederlanders spoedig duidelijk dat zij er niets voor voelden, geld te schenken aan de nieuwe organisatie.

Eind november 1940 bracht de eerste landelijke collecte nog ruim f 0,5 mln op, maar de opbrengst van de tweede was nog maar de helft daarvan en toen in de zomer van 1941 de Nederlandse Volksdienst, of NVD, opgericht werd, was de WHN al volledig met de Duitsers geïdentificeerd.

Wat het ontvangen van steun betreft, lag het anders. Er zijn hier en daar behoeftigen geweest die weigerden, de waardebonnen en de goederen die de WHN ging distribueren, in ontvangst te nemen. Maar de algemene indruk is dat veel van hen die het moeilijk hadden, niet te zwaar tilden aan de bron waaruit hun in de winter enige extra steun toevloeide, en die steun eenvoudig accepteerden.

De bezetter zag dat als een succes, als een stukje “praktisch nationaal-socialisme” - voor hem een reden te meer om het “neutrale” karakter van de Winterhulp niet aan te tasten.

De fondsen die de Winterhulp verzamelde, kwamen uit vier bronnen:

  • collectes,

  • Winterhulp-loterijen,

  • inhoudingen op lonen en salarissen

  • winstpercentages die de bedrijven moesten afstaan; naast de bedrijven die giften in natura schonken.

De bedragen uit de vierde bron waren verreweg het hoogst.

Collectes waren er in twee soorten: straat- en huis-aan-huiscollectes.

Bij de straatcollectes waren de gevers anoniem maar bij de huis-aan-huis kwamen medewerkers van de Winterhulp met naam- en adreslijsten (via bevolkingsregisters) aan de deur; men kon dan voor een bepaald bedrag intekenen. Wie bang was dat uit een weigering moeilijkheden konden voortvloeien, tekende in. In doorsnee brachten de huis-aan-huiscollectes het dubbele op van de straatcollectes. Met uitzondering van de zomermaanden vond als regel elke maand een collecte plaats.

De belangrijkste inkomsten van de stichting WHN bestonden uit opbrengsten van collectes en loterijen, maar ook uit verplichte bijdragen zoals 5% van de winst van bedrijven en 1% op de lonen van werknemers.

De collectes waren niet populair en werden in vele steden en dorpen geboycot. Maar goklust verdreef vaak de principes en vele loten werden gekocht voor de toen grote geldprijzen. In 1942/43 werden tien miljoen loten verkocht tegen een prijs van 50 cent per lot.

In bezet gebied waren veel mensen er van overtuigd dat het geld, die de WHN inzamelde, voor een deel aan Duitsland of aan de NSB afgedragen werd. Maar het tegendeel was waar: de NSB en de Duitsers hebben van de Winterhulp-opbrengsten geen cent gekregen en de National-Sozialistische Volkswohlfahrt heeft de WHN met grote subsidies gesteund.

Enveloppe voor loten.

Bron: Collectie Museon

De tekenaar Jordaan die het sentiment weergeeft dat het ingezamelde geld rechtstreeks naar de Wehrmacht en NSB ging.

Bron: winterhulp.info

1941, collecte van de Winterhulp op het Waagplein in Alkmaar.

Bron: Collectie Regionaal Archief Alkmaar

Wat de uitkeringen betreft: de WHN verstrekte hulp in geld (waardebonnen) en in goederen: levensmiddelen, kleding, zeep, brandstoffen, dekens en speelgoed. Die uitkeringen gingen naar gezinnen of alleenwonende personen toe die bij gemeentelijke instellingen geregistreerd stonden of anderszins bekend waren als hulpbehoevend. Ook Joden vielen de eerste jaren onder die regeling, althans buiten Amsterdam.

De WHN werd in oktober 1940 opgericht door rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart. "Het is de taak der Stichting om de in het bezette Nederlandse gebied levende behoeftige Nederlandse staatsburgers zonder aanzien des persoons hulp en ondersteuning te verschaffen," stond in het oprichtingsdecreet. Het "zonder aanzien des persoons", moest na verloop van tijd niet letterlijk worden genomen. Joden kregen aanvankelijk ook steun. Toen de Jodenvervolging begon, werden zij uitgesloten.

De protestantse kerken weigerden direct elke medewerking aan de actie Winterhulp. Zij wilden zich concentreren op hun diaconale werk. De kerken verwierpen bovendien de uitsluiting van de Joden.

Toen kopstukken van de NSB, zoals Meinoud Rost van Tonningen, een functie kregen in het landelijke comité, vertrouwden ook de naïeve landgenoten de organisatie WHN niet meer. Winterhulp werd vanaf 1941 een hulpactie van en voor de leden van de NSB. Volgens geschiedschrijver Lou de Jong zouden veel posters zijn beklad met de tekst "geen knoop van mijn gulp voor de Winterhulp".

De WHN zette alle middelen in om een hoge opbrengst te krijgen. De reclame-uitingen werden aangepast aan de Nederlandse smaak. Het Nederlandse karakter van de hulpactie werd breed uitgemeten.

Op een aanplakbiljet voor de WHN in 1941 stond: "Niet een aalmoes maar een offer doorbreekt den nood. Toont uw mede verantwoordelijkheid tegenover behoeftige landgenooten bij de huislijst-collecte van 21 tot 26 april."

De gulle gevers werden op allerlei manieren gepaaid: voor elke bijdrage ontving de gever een houten speldje, waarop bloemen, molens en sprookjes waren afgebeeld.

Ondanks de grote inzet van de medewerkers viel de opbrengst van de eerste collectes van WHN erg tegen.

In het eerste jaar was de opbrengst 520.000 gulden. De hulpbehoevenden ontvingen geld, voedselbonnen, lectuur of speelgoed.

De meeste Nederlanders wilden geen medewerking verlenen aan de acties. De Duitse bezetter noemde de WHN ronduit een fiasco. Alleen NSB-leden toonden zich enthousiast voor de WHN. Het lukte de bezetter niet om de Nederlanders te interesseren voor de op Duitse leest geschoeide hulpactie. Veel Nederlanders beschouwden meedoen als een vorm van collaboratie. Tijdens de oorlogsjaren was een straatcollecte beslist niet succesvol, maar de loterijen bleven populair.

Alle Nederlandse burgemeesters werden benoemd tot plaatselijke directeuren en elke provincie had een eigen bureau. De grote steden hadden elk ook een eigen bureau. In Alkmaar was deze gevestigd aan de Langestraat 87 (zie ook gevorderde gebouwen).




Bron: Regionaal Archief Alkmaar, Wikipedia, europost.nl, winterhulp.info

Collecte in Alkmaar.

Bron: NIOD BeeldBank WO2, Pers-en Bedrijfsfotografie A. Peperkamp

Een serie postzegels uitgegeven in 1944, gepropageerd door de Nederlandsche Volksdienst, die in 1941 was opgericht en als paraplu-organisatie diende voor onder andere de WHN.

Bron: europost.nl