Zweedsche wittebrood

“Zweedsche wittebrood” is de benaming van het witbrood, dat aan de mensen in West-Nederland werd gegeven gedurende de hongerwinter van 44/45. Op 27 februari 1945 begon de verdeling van 800 gram witbrood per persoon, samen met 125 gram Zweedse margarine.

In de herinnering van velen werd door bommenwerpers dit witbrood boven Nederland uitgegooid, zoals bijvoorbeeld in operatie Manna* of Chowhound.

Maar het brood kwam niet uit de lucht, het was in Nederland gebakken, van meel dat was aangevoerd door drie vrachtschepen van het Zweedse Rode Kruis (Noreg, Dagmar Bratt en Hallaren). De eerste twee schepen liepen op 28-01-1945 de haven van Delfzijl binnen. De Hallaren volgde korte tijd later. Aan boord van de schepen bevond zich zo'n 7.700 ton aan voedsel; voornamelijk meel.

Het vervoer naar het westen per binnenschip van dit voedsel (onder supervisie van het Rode Kruis) werd bemoeilijkt door tekort aan transportcapaciteit, waardoor het voor de bevolking in de steden nog een maand duurde voordat zij dit in handen kreeg. Van het aangevoerde meel werd in bakkerijen het echte “Zweedsche wittebrood” gebakken en verdeeld. Bakkers in West-Nederland kregen hiervoor extra stroom toewijzingen om het brood te bakken.

Voor de bevolking in de hongerende gebieden was het witbrood en de bijgeleverde margarine een onvergetelijke ervaring. Na jaren van bezetting, weinig voedsel en oorlogsbrood, proefde men eindelijk weer kwalitatief goed brood waarvan de bevolking smaak en geur bijna vergeten was.


* Operatie Manna en Chowhound waren de voedseldroppingen door Engelse en Amerikaanse bommenwerpers in het westen van Nederland.

Voor Alkmaar gebeurde dit op 2, 3, 5 6 en 7 mei. Amerikaanse toestellen voerden de operatie “Chowhound” uit met droppings op het vliegveld Bergen.