Lourens Kalverdijk & Annie Weener-Kalverdijk


Henk Klok & Kaatje de Klok-Geus

Op 2 juni 1996 erkende Yad Vashem Lourens Kalverdijk en zijn dochter Annie Weener-Kalverdijk als Rechtvaardigen onder de Volkeren

Op 10 oktober 1999 erkende Yad Vashem Henk Klok en zijn vrouw Kaatje Klok-de Geus als Rechtvaardigen onder de Volkeren

Simon Italiaander had een groothandel in groenten en fruit op de Centrale Markt in Amsterdam, waarin hij samen met zijn zoon Loe werkte. Lourens Kalverdijk was een groentehandelaar uit Warmenhuizen en de twee mannen ontwikkelde een nauwe handelsrelatie met elkaar. Over de jaren ontwikkelde ze een hechte vriendschap en Loe bracht menig vakantie door in Warmenhuizen.

Toen begin 1943 Simon zich realiseerde dat het tijd was om onder te duiken, maakte hij contact met Lourens, die een schuilplaats regelde in Warmenhuizen bij Henk en Kaatje Klok. Daar had de familie Italiaander de beschikking over de zolder van hun afgelegen boerderij, die omgeven was door sloten. Henk en Kaatje hadden een negen jaar oude dochter, Vrouwtje. Annie, de dochter van Loures, begeleidde op 9 februari 1943 de vrouw van Lou, Margaretha (Greet) Italiaander-Polak en haar ouders, Sally en Annie Polak, vanuit Amsterdam naar hun nieuwe schuilplaats in Warmenhuizen. Lourens bracht vervolgens in April 1943 Simon en Roosje Italiaander, samen met hun zoon Lou naar de boerderij per boot, verscholen tussen tonnen gevuld met zuurkool.

Voor meer dan twee jaar werd de familie van voorraden voorzien door Annie en haar verloofde Jan Weener, een politieagent en vertrouweling van het verzet. Twee tot drie keer per week werden voedsel en andere benodigdheden per kano aangevoerd. De zes onderduikers verborgen zich op de zolder van het huis, waar de ruimte zeer beperkt was. Zij moesten te allen tijde aan het zicht worden onttrokken. De aanwezigheid van de onderduikers werd geheim gehouden en het was de achtjarige Vrouwtje zelfs verboden om het aan haar grootouders te vertellen, bij wie ze elke dag at tijdens de middagpauze van school. Vrouwtje moest het geheim meer dan twee jaar bewaren, tot het einde van de oorlog. Gedurende hun verblijf hebben ze 1.000 gulden per maand betaald om de onkosten te dekken.

Alle in de Grebmolen verborgen onderduikers overleefden de oorlog.

De Grebmolen begin jaren 40 van de familie Klok.

Bron: Mv. de Geus, Alkmaar

Het woonhuis van de familie Klok, met van links naar rechts: meisje uiterst links is onbekend, daarnaast Hein Klok, Annie Polak, waarschijnlijk broer Henk, Lou Italiaander, Roos Italiaander, Simon Italiaander, Greet Italiaander-Polak, Sal Polak, Kaatje Klok, meisje uiterst rechts is ook onbekend.

Bron: Mv. de Geus, Alkmaar

Voorin Lourens Kalverdijk in de kano, die hij gebruikte om samen met zijn dochter provisie te brengen.

Bron: warmenhuizeninoudefotos.nl

Groepsfoto aan het water, met achter van links naar rechts Annie Polak, Kaatje Klok, V, Simon Italiaander, waarschijnlijk Henk Klok, Hein Klok en voor van links naar rechts Sal Polak, Greet Italiaander-Polak, Lou Italiaander. De twee meisjes rechts voor zijn waarschijnlijk Vrouwtje Klok en een vriendin.

Bron: warmenhuizeninoudefotos.nl

Vrouwtje Klok verteld:

De molen werd in die tijd bewoond door mijn vader, molenaar Henk Klok, mijn moeder Kaatje Klok-de Geus en ik, hun dochter Vrouwtje. Ik was in 1943, toen de eerste onderduikers kwamen, zeven jaar. In februari van dat jaar, bracht verzetsman Lau Kalverdijk , de eerste onderduikers naar de Grebmolen. Het was de Familie Polak-Winter met hun dochter Gre en schoonzoon. Ze werden ondergebracht op de zolder van het woonhuis. In mei van datzelfde jaar kwam het tweede echtpaar, familie Italiaander, erbij. De zevende persoon kwam in 't voorjaar van 1944. Het was de broer van mijn vader, Nico Klok.

Het was dus erg druk op de kleine zolder waar de onderduikers bijna de gehele dag zaten. Voor mij, Vrouwtje, was het ook een hele opgave. Ik ging gewoon naar school, maar mocht daar, uiteraard niets zeggen over hoe ’t er thuis aan toe ging. Dus ook nooit vriendinnen mee naar huis om te spelen natuurlijk.

Het gebeurde ook wel dat de onderduikers beneden waren en tijdens de afwas luid aan het zingen waren.

Ik had hen al eens gewaarschuwd dat ze stiller moesten zijn omdat ze buiten te horen waren. Op een keer stonden er dus drie Duitsers voor de deur die naar mijn vader vroegen. Ik bleef heel kalm op dat moment en rende op mijn sokken naar de keuken om de onderduikers te waarschuwen dat er Duitsers aan de deur waren. Mijn vader kwam er ook gelijk aan. Maar gelukkig wilden ze alleen het bootje lenen om te gaan vissen.

Voor mij is dit natuurlijk een hele spannende en vervelende tijd geweest. Ik heb regelmatig tegen mijn eigen kinderen gezegd, dat ik hun dit nooit aangedaan zou hebben.

Op 12 mei 2000 heb ik (toen mevrouw Krijgsman-Klok) postuum een onderscheiding in ontvangst genomen van Yad Vashem (wat staat voor: ik geef hun een eeuwige naam die niet uitgeroeid mag worden) voor mijn ouders Henk en Kaatje, voor het redden van zes Joodse mensen.

Vrouwtje klok met haar man Cor Krijgsman tijdens hun huwelijk in 1951.

Bron: warmenhuizeninoudefotos.nl

Gre Italiaander-Polak verteld:

Onder Schoorldam, toen de Gemeente Warmenhuizen, stond in de Grebpolder een molen. Deze molen werd bewoond door molenaar Henk Klok en zijn vrouw Kaatje Klok-de Geus en hun toen 8 jarige dochter Vrouwtje.

In februari 1943 kwam uit Amsterdam de Joodse familie Polak-Leeuwin bij de molen terecht, via Lou Kalverdijk, verzetsman uit Warmenhuizen. De familie bestond uit vier personen, vader, moeder, dochter Margaretha (Gre 21 jaar) en schoonzoon Lou (22). In mei 1943 kwamen daar ook de ouders van Lou bij, de heer en mevrouw Italiaander-Rootveld. Met zes personen zaten we op de zolder van het woonhuis tussen de tarwe ondergedoken. We konden ons niet in de molen schuilhouden, want het was een watermolen en dan is daar geen ruimte. We brachten veel tijd door op de zolderkamer, waar we ook moesten slapen. De strozakken waar we op sliepen moesten ’s ochtends worden opgeruimd om iets meer leefruimte te krijgen. In eerste instantie dachten we dat 't voor ongeveer vijf maanden zou zijn, maar dat werden er ruim 27.

Als onderduikers waren we ons er natuurlijk heel goed van bewust welke risico’s de molenaarsfamilie nam om ons een veilig onderdak te verschaffen. Vooral voor de dochter Vrouwtje was het moeilijk. Zij ging gewoon naar school in Warmenhuizen gedurende de oorlogsjaren en haar werd regelmatig op het hart gedrukt dat ze vooral niets tegen iemand mocht zeggen. Zelfs niet tegen haar eigen oma en opa waar ze onder de middag bleef eten.

In 't voorjaar van 1944 kwam ook de broer van Henk Klok, Nico er nog bij, zodat we vanaf die tijd met zeven personen op de zolder zaten. Bijna niemand was op de hoogte van onze aanwezigheid, alleen het verzet van Warmenhuizen. Dit was mogelijk omdat de molen heel moeilijk en slechts via twee voetpaden bereikbaar was. Vrienden en familie kwamen bijna nooit op bezoek. Tijdens de razzia’s kwamen er soms wel 20 tot 25 jonge mannen uit Schoorl naar de molen om zich schuil te houden.

Sal Polak, Greet Italiaander-Polak en Lou Italiaander.

Bron: warmenhuizeninoudefotos.nl

Van links naar rechts: Sal Polak, Greet Italiaander-Polak, Annie Polak, Lou, Simons en Roosje Italiaander.

Bron: warmenhuizeninoudefotos.nl

Zij werden verborgen gehouden op de schuurzolder naast de woning. Nooit hebben ze van ons iets gezien of gehoord .

De toenmalige huisarts Rein Postma was een van de weinigen die op de hoogte was van de aanwezigheid van de zeven onderduikers, omdat een van hen om de vier à vijf weken een injectie moest hebben die hij toediende.

De zeven onderduikers verveelden zich op de kleine zolder, waar ze vooral heel stil moesten zijn als er andere mensen in huis waren. Een van de mannen was op een ogenblik met tarwe aan het spelen en had de grootste moeite om niet te moeten niezen.

Tijdens de oorlog kwam mevrouw Klok-de Geus wegens een blindedarmontsteking in het ziekenhuis terecht. Ik, Margaretha Italiaander-Polak, deed mij toen voor als hulp in de huishouding, gevlucht voor de bombardementen, uit Rotterdam. Ik was toen degene die ervoor moest zorgen dat de berichten die we via de radio ontvingen door werden gegeven aan het verzet in Warmenhuizen. De radio was natuurlijk verboden bezit en werd verborgen gehouden onder de vloer. De berichten werden verstopt in mijn laars. Met een bootje voer ik tot de spoorrail en daar gaf ik de berichten over. Een keer werd ik aangesproken door een stellingcommandant uit Den Helder. Hij eiste dat ik hem en nog een paar hooggeplaatste Duitsers met het bootje over zou zetten, zodat ze konden vissen. Dat deden ze met handgranaten. De man had er geen idee van dat hij met een Joodse vrouw te maken had.

Wij, de onderduikers, waren echte 'stadsmensen'. De familie Klok had een koe, voor een klein beetje melk, weten te bemachtigen. Als deze in het voorjaar naar buiten mocht, werd de koe tochtig (vruchtbaar). De dames zeiden dan tegen elkaar dat de koe een koutje had gevat.

Als er ook maar een klein beetje onraad was, was mevrouw Klok-de Geus veel moediger dan haar man. Ze liep met een groot koolmes door het huis. Op 4 mei 1945 luisterde Lou Italiaander naar Radio Oranje. De uitzendingen kwamen natuurlijk vanuit Engeland. Het bericht kwam door dat we bevrijd waren. Met twee armen in de lucht kwam hij op de anderen af met de legendarische woorden: We zijn vrij! Direct daarop kwam ook bericht via de radio, van Lou de Jong, dat het nog wel enkele maanden kon duren. Toch gingen de families op drie bewaarde fietsen zonder luchtbanden naar Warmenhuizen. Het hele dorp was uitgelopen en liep met deksels van pannen te klappen. Meneer Italiaander moest op een gegeven moment zo hard remmen dat ze met fiets en al over de kop gingen en hij enkele hechtingen moest krijgen.

De wieken van molen werden in de 'vreugde'-stand gezet. Na de oorlog hebben de families nog contact gehouden.

Louis Italiaander verteld:

Ik ben geboren te Amsterdam op 10 november 1920 en heb gedurende de oorlogsjaren eerst in Amsterdam gewoond, tot in 1942 tot de razzia’s begonnen. Toen kwamen we in contact met de heer Lourens Kalverdijk uit Warmenhuizen. Hij heeft voor ons, dat wil zeggen zes personen, Samuel Polak, Annie Polak-Leeuwin, Simon Italiaander, Roosje Italiaander-Roodveld, Greetje Italiaander-Polak en Louis Italiaander een onderduikadres gezocht. En dat heeft ie gevonden in de Grebpolder te Schoorldam bij de familie Klok.

De familie Klok bestond uit vader Henk, moeder Kaatje en hun dochtertje Vrouwtje die toen acht jaar was. Deze mensen zijn met geen goud te betalen. De risico’s die ze hebben genomen, zij konden nooit bevatten wat er boven hun hoofd heeft gehangen.

Zo lang zes volwassenen te herbergen, of te verschuilen, eten te geven, hun zorgen overnemen, want wij konden geen kant op, wij leefden in een slaapkamertje van drie bij drie meter op een vloertje van papier. Elk geloop of gekraak konden zij daar beneden horen. Daar komt ook bij dat wij als 'stadsmensen' een totaal andere achtergrond hadden dan de familie Klok, die op het platteland woonde.

De familie Klok heeft alles voor ons gedaan wat mogelijk was. Maar ik wil vooral mijn waardering uitspreken voor dochtertje Vrouwtje. Zij was nog zo jong en zij had ons niet in huis gehaald, maar werd door de beslissing van haar ouders in deze moeilijke omstandigheden gebracht. Plotseling zag ze zes vreemde mensen en haar jonge leventje werd radicaal veranderd. Zij kon geen vriendinnetjes meer mee naar huis nemen om te spelen, haar poppen kregen de namen van de onderduikers zodat zij zich op school of ergens anders niet kon verspreken. Dat was haar straf van de oorlog. Moet u zicht indenken, een kind zo jong. Ze bracht zelfs ook nog geschreven krantjes, die ik samenstelde aan de hand van berichten van Radio Oranje, iedere dag naar Lou Kalverdijk, die ze dan weer verspreidde. Ze heeft zoveel voor de veiligheid van ons onderduikers en voor hun eigen veiligheid gedaan, daar heb ik geen woorden voor.

Louis Italiaander met twee meisjes in een boot, waarschijnlijk Vrouwtje Klok en een vriendin.

Bron: warmenhuizeninoudefotos.nl