Leonora Gisberta Josephus Jitta-Leeuwenberg

Op 21 januari 2019 erkende Yad Vashem Leonora Gisberta Josephus Jitta-Leeuwenberg als Rechtvaardigen onder de Volkeren

Aan de Kennemerstraatweg 41, aan de rand van Heiloo aan het Heilooër Bos staat een karakteristiek huis waar tijdens de oorlog onderduikers verbleven. Hiervoor heeft Leonora (Noor) Gisberta Josephus Jitta-Leeuwenberg (1905-1998) postuum de Yad Vashem-onderscheiding gekregen, de hoogste Israëlische onderscheiding voor niet-Joden die tijdens de tweede wereldoorlog met gevaar voor eigen leven Joden hebben geholpen te overleven. De onderscheiding en de bijbehorende penning en oorkonde zijn uitgereikt aan dochter Sophie Josephus Jitta.

Tijdens de oorlog hebben in totaal twaalf mensen ondergedoken gezeten in het huis van de familie: aan de Rijksstraatweg 176 (nu Kennemerstraatweg 41) en later aan de Planetenlaan in Haarlem.

Onder de onderduikers was Noors ex-man van Joodse afkomst Frans Alfred Josephus Jitta, bankdirecteur en plaatsvervangend rechter in Alkmaar. Frans Alfred wordt op 1 augustus 1891 geboren. Het echtpaar scheidde in 1942 om te voorkomen dat hun drie zoontjes gevaar liepen, maar hertrouwde in 1945; het jaar daarop werd dochter Sophie geboren.

Noor, met haar zoontjes Michiel, Steef en Adelbert.

Bron: Noordhollands Dagblad

Het huis van de familie aan de Rijksstraatweg 176, nu Kennemerstraatweg 41.

Bron: Leidsch Dagblad

Trouwfoto van Frans Alfred Josephus Jitta en Leonora Gisberta Leeuwenberg, 30 mei 1937.

Bron: Stadsarchief Amsterdam, Inventaris van het Archief van de Familie Josephus Jitta

Het hele gezin overleefde de oorlog. Frans Josephus Jitta overleed in 1984 op 92-jarige leeftijd. Noor overleed in 1998, ook zij is 92 jaar geworden. Noor was lerares scheikunde aan onder andere het PCC, waar ze zowel voor als na de oorlog les gaf, en vanaf 1962 aan het Murmellius Gymnasium in Alkmaar. In de jaren '70 geeft ze les aan het Bakhuis Roozeboom Instituut, een in Velsen-Noord gevestigde avondschool voor laboranten.

Het verhaal van Noor Gisbertha Josephus Jitta-Leeuwenberg gebaseerd op het verhaal geschreven door haar dochter Sophie Josephus Jitta ter gelegenheid van de Yad Vashem-onderscheiding. Zij krijgt de onderscheiding voor het verlenen van onderduik tussen 1942 en 1945 aan officieel vijf maar in werkelijkheid aan twaalf Joodse personen.

Noor Leeuwenberg werd in 1905 in Nijmegen geboren, in een katholiek gezin. Na het gymnasium ging zij scheikunde studeren en in 1929 behaalde zij haar doctoraal. Daarna kreeg zij een baan als lerares scheikunde aan het Petrus Canisius Lyceum te Alkmaar. In haar vrije tijd reed zij paard, op haar eigen merrie, en dit edele dier stalde zij in een manege, op de grens tussen Heiloo en Alkmaar. Daar reed ook Frans Josephus Jitta, bankdirecteur en rechter-plaatsvervanger. In 1937 zijn Noor en Frans getrouwd. Dit had wel enige voeten in de aarde gehad, want zij was rooms-katholiek en hij beleed geen godsdienst. Hij kwam uit een vooraanstaand joods, geassimileerd milieu en om te kunnen trouwen moest hij katholiek worden. Nadat door hem het gewenste diploma bij de paters Benedictijnen in Egmond was behaald, trouwde het stel en ging wonen in een groot houten huis aan de rand van het bos, aan de Rijksstraatweg 176 in Heiloo. Tussen 1938 en 1941 werden hun drie zoontjes geboren, Adelbert, Michiel, en Steef.

In 1941 werd Frans door de bezetter tot jood verklaard en uit zijn ambt gezet. Op aanraden van vrienden scheidden Frans en Noor, omdat het gezin inmiddels drie half-joodse jongetjes telde en zij meenden dat het voor hun toekomst beter was dat de katholieke Noor en de inmiddels joodse Frans officieel uit elkaar gingen. Dat een gemengd gehuwd (op papier) bescherming tegen deportatie bood, was hen onbekend. Na de scheiding in maart 1942 verhuisde Frans naar Amsterdam. Eind 1942 kreeg Noor een telefoontje: Frans zou iedereen in het huis in gevaar brengen. Hij dook toen onder bij Noor.

In 1942 was daar al een 13-jarig joods neefje gearriveerd, Jan Carel Z, zoon van Annie Nicolette Z.-Josephus Jitta, de zus van Frans. Vervolgens vonden diverse personen bij Noor onderdak, voor langere of kortere tijd. Noor ontving begin 1944 een telefoontje van een studente met de vraag of er plaats was voor een zeer joods uitziende jonge vrouw, "Bets". In werkelijkheid heette ze Elisabeth Liesje de L.l-.. Ze kreeg in Heiloo de zorg over de drie kleine jongetjes van Noor; Bets's eigen zoontje was elders ondergedoken. Eind 1944 kwam het bericht dat de bezetter het huis vorderde en de bewoonster moest verhuizen. Noor vond een huis in Haarlem. Er was een klein probleem; officieel woonde alleen de gescheiden Noor Josephus Jitta-Leeuwenberg met haar drie zoontjes aan de Rijksstraatweg. Maar in werkelijkheid woonden daar ook Frans en Bets. Frans vermomde zich als verhuizer. Bets werd op de trein gezet met een emmer en een bezem. Zij kwamen beiden veilig in Haarlem aan.

Een van de verhuizers heeft nog gedreigd te verraden dat Frans ondergedoken zat. Frans was namelijk vermomd als verhuizer meegereden in de verhuiswagen, maar de echte verhuizer had door dat zijn ‘collega’ niet echt hetzelfde vak uitoefende. Hij zou dat geheim houden in ruil voor voedsel. Noor heeft de man weggestuurd, maar later kwam zijn dochter met hetzelfde dreigement. Noor heeft het dreigement gemeld bij de politie, maar die deden er niets mee. Toen ze het melde aan de ondergrondse, hebben die de man een pak rammel gegeven om hem mores te leren.

In Haarlem voegden zich bij het gezelschap nog mevrouw S. en de zus van Frans: Annie Nicolette Z.-Josephus Jitta. Allen hebben de bevrijding in Haarlem beleefd. Noor en Frans kwamen terug naar Heiloo, hertrouwden in de herfst van 1945 en in februari 1946 zag dochter Sophie het levenslicht.

De broer van Frans, Jacob Paul en zus Annie Nicolette (1904-2000) overleven beiden de oorlog. Zijn jongste zus, als ook zijn ouders, waren al voor de oorlog overleden. Annie werkt gedurende de oorlog met een valse identiteit (persoonsbewijs en bevolkingsregister) onder de naam Annie van Vuuren bij het Koloniaal Museum (nu Tropenmuseum) in Amsterdam.

Naast haar eigen man Frans, worden hieronder de onderduikers weergegeven van wie bekend is dat ze bij Noor onderdak hebben gekregen, voor kortere of langere tijd. Om redenen van privacy geven wij van de achternaam alleen de beginletter.

Frans Alfred Josephus Jitta

Frans, die zich in 1942 liet scheiden van de niet-Joodse Noor om haar en de kinderen te beschermen van deportatie, dook daarna enige tijd onder bij zijn schoonmoeder Leeuwenberg-de Sonnaville in Nijmegen. Vervolgens verhuisde hij naar Amsterdam, naar de weduwe van Dr. Boas, die kamers verhuurde. Haar adres had ze gekregen van de vrouw van een vriend van Frans, Dr. Boom uit Amsterdam, die dat huis had gekocht met het doel er uiteindelijk zelf in te gaan wonen. Frans heeft daar enige maanden tot een half jaar gezeten, maar gedroeg zich daar nonchalant en dus gevaarlijk: Hij ging staan kijken bij een razzia of ging voor het raam staan, wat met zijn joods uiterlijk niet helemaal de bedoeling was. In 1943 heeft mevrouw Baas aan Noor gemeld dat zijn gedrag niet meer acceptabel was, omdat hij iedereen in het huis in gevaar bracht. Hierop heeft Noor hem per trein opgehaald en bij zichzelf in onderduik genomen. Ze hadden, op advies van een dokter uit Alkmaar, met een vooruitziende blik, achter het echtelijk bed in het huis in Heiloo een ferme schuilplaats laten bouwen. Hierin konden meerdere mensen worden verscholen . Na de vordering van het huis door de Duitsers, is Frans meegegaan naar Haarlem. Na de oorlog zijn ze weer getrouwd.

Elisabeth de L.-I., "Bets"

Elisabeth l. (1913-1984) is een dochter van Jacob l. en Sara M. Haar vader Jacob is op 2 april 1943 vermoord in Sobibor, haar moeder was in 1940 al gestorven. Elisabeth had 11 broers en zussen, waarvan Isaak als baby sterft en enkel haar broers Isaak en Andries de holocaust overleven. De rest wordt vermoord.

Elisabeth is op 16 december 1936 getrouwd met David de L. (1910-1943) en kregen op 5 november 1941 zoon Samuel. Samuel heeft de oorlog overleefd, maar zat niet met haar ondergedoken maar op een ander adres. Haar man David was vanaf 2 maart 1939 werkzaam bij de textielfabriek Hollandia-Kattenburg in Amsterdam, waar regenkleding werd gemaakt voor de Wehrmacht. Hierdoor hadden de vele Joodse medewerkers en hun families een uitzonderingspositie. Maar omdat de deportatie-quota niet werden gehaald door de vele uitzonderingsposities in Nederland, heeft Rauter opdracht gegeven om op woensdag 11 november 1942 bij Hollandia-Kattenburg een razzia te houden. Omstreeks 16.30 uur, deed de Sicherheitspolizei onder leiding van Willy Lages daar een inval. Alle uitgangen werden afgezet en de joodse medewerkers van het bedrijf, 367 in totaal, werden 's avonds weggevoerd met hun familie, resulterend in 826 mensen. Van alle die avond weggevoerde werknemers, maar ook van de werknemers die al eerder op transport waren gesteld, is in het 'Boek der tranen' een foto opgenomen. David wordt op 28 februari 1943 in Auschwitz vermoord.

Elisabeth duikt vanaf 1944 onder bij Noor, via de ondergrondse. Ze is ook mee verhuisd naar Haarlem en daar tot 14 dagen na de bevrijding gebleven. Toen hield ze het niet langer en is ze op zoek gegaan naar haar zoontje. Elisabeth overleefde de oorlog en hertrouwde na de oorlog.

Elisabeth

Bron: geni.com

David, foto uit het gedenkboek 'Boek der tranen', van Hollandia Kattenburg. Foto is omtrend 1940 gemaakt.

Bron: Joods Historisch Museum

Kinna K.

Kinna was het dochtertje van de Groningse internist Frits K. (1907-1974) en zijn vrouw Bep K.-S. (1912-1991), die in oktober 1942, apart van hun twee dochtertjes, moesten onderduiken: Voor hun veiligheid worden de kinderen op andere adressen ondergebracht. Frits en Bep trekken in bij Eelke Leegstra, een man die Frits kent via de kliniek van de rijksuniversiteit in Groningen waar hij werkt. Onderdak vinden voor Kinna en Reina, die dan 3 en 5 jaar oud zijn, gaat moeizamer.

De hulp in de huishouding, Gé Kielema, neemt de meisjes mee. Ze heeft een tijdje door Nederland gezworven met de kinderen om een onderduikadres te krijgen. Door contacten met Noor's oom Barend Leeuwenberg, actief in het artsenverzet in Alkmaar, verblijft Kinna in 1942 enkele maanden in Heiloo bij Noor, tegelijkertijd met Carry en Hugo E.. Ze heeft het huis moeten verlaten vanwege vreselijke heimwee.

Om alle betrokkenen te beschermen, weten Frits en Bep al die tijd niet dat Reina uiteindelijk bij een boerengezin in Nieuw-Vennep is en Kinna bij huisarts Kerssemakers en zijn vrouw in Veghel, wonende in de statige dokterswoning "Villa Rustplaats". De dokter neemt in de oorlogsjaren als dekmantel voor de Joods uitziende Kinna ook zijn neefje Lex in huis.

Na de oorlog vinden Frits en Bep hun beide dochters, Reina en Kinna, weer terug. Haar echte naam is Esther, maar werd Kinna genoemd: "kindje" in de kindertaal van haar oudere zus Reina.

Van links naar rechts: Stella S., Kinna, moeder Bep, Reina, Jo S., en vader Frits in 1941.

Bron: medischcontact.nl

Carry E.-H. en Hugo E.

Hugo E. cardioloog (1917 Nijmegen) en Clarina Levina (Carry) E.-H. (1919 Nijmegen - 2009 Haifa) verloofden zich in mei 1941. Zij woont dan nog op Bijleveldsingel 13, hij op Beethovenstraat 124, Amsterdam. In 1942 trouwen ze. In Nijmegen huurde Carry een kamer bij mevrouw Boas; ze was de dochter van Benoit H., arts (1884 Sittard) en Alida van E. (1888 Meppel - 1968 Amersfoort). Benoit H. was de huisarts van grootmoeder Leeuwenberg-de Sonnaville in Nijmegen. Toen de moeder van Noor haar vader in Nijmegen bezocht, vertelde Carry dat ze wilde onderduiken, maar geen adres had. "Kom maar met ons mee" zei Noors moeder. Carry is, samen met haar man, een paar maanden in Heiloo gebleven rond augustus 1942. Op een gegeven moment moesten ze daar weg en toen zei Noor dat ze bij haar in Heiloo konden komen. Noor zocht haar ex-man in Amsterdam geregeld op, met haar 3 zoontjes.

In Heiloo kwam veldwachter Klaas Mulder kwam altijd vertellen wanneer de kust onveilig was, en dan gingen de onderduikers het Heilooërbos in. Na een paar maanden hebben Carry en Hugo zelf een nieuw adres gevonden in Amsterdam. Beide overleven de oorlog. Beide ouders van Carry waren ondergedoken bij de grootmoeder van Noor in Nijmegen en overleefden ook de oorlog.

Hugo en zijn vrouw Carla Levina (Carry).

Bron: brabantcultureel.nl

Klassenfoto van de meisjes HBS in Nijmegen op 7-5-1939. Carry is de 4e van links van de staande meisjes.

Bron: Regionaal Archief Nijmegen

Klassenfoto van de Nijmeegse vrije scholengemeenschap NSV, 1922-1923 Klas-1. Hugo zit 5e rij, rechts achter.

Bron: nijmeegse-schoolvereniging.nl

Elisabeth van P.-C.- en Jacques van P.

Jacques (Zaandam, 19-01-1912) was kantoorbediende en handelsagent. Hij is, samen met zijn vrouw Elisabeth C. (‎Amsterdam, 29-06-1915) in de herfst van 1943 enkele maanden ondergedoken bij Noor in Heiloo, nadat ze eerst verbleven bij notaris Houweningen in Heiloo. Later zijn ze vertrokken naar Van Ravenzwaaij in Haarlem.

Jan Carel Z.

Jan Carel Z. (06-02-1929) is de zoon van Dr. C. Z. en Dr. Annie Josephus Jitta (Amsterdam, 17-12-1904), die op 17 april 1928 in Den Haag getrouwd waren. In 1941 het gezin al ondergedoken in Amsterdam. De vader is op 7 november 1942 in kamp Amersfoort gefusilleerd. Zoon Jan Carel is in 1942 als 13-jarige jongen een half jaar jaar lang bij Noor in Heiloo geweest. Hijzelf heeft dit nooit als onderduik gezien, maar als logeren.

In 1944 zat Jan Carel ondergedoken bij de familie Jan de Vries in Steggerda-Oosteinde in de boerderij annex kruidenierszaak. Door de arrestatie van Roelof Veen op 25 december 1944 in Noordwolde, kwam de SD in bezit van een schat aan informatie over de illegaliteit. Jan de Vries was lid van de LO en verzorgde de distributie van bonnen en vervalste persoonsbewijzen voor zo'n 70 tot 80 onderduikers. Zodoende is de SO op 3 januari 1945 het huis van De Vries binnengevallen, waar ze naast Jan Carel/ ook nog een andere onderduiker hadden, Jan Moene uit Amsterdam. Jan Moene dook het hooi in op de koezolder en ondanks dat de SD met de bajonet op het geweer tussen de planken van de koezolder doorstaken, hebben ze hem niet gevonden. Jan Carel werd betrapt in de stal, maar de SD was in de veronderstelling dat hij de zoon van het gezin was. Jan Carel werd gevraagd: "Waar is je vader? Die zit in Duitsland", antwoordde hij. Jan de Vries was op dat moment bij de buren en is zo weten te ontkomen.

Zijn naam komt voor op de "Lijst van in het district Sneek opgedoken kinderen" van de LO, waarschijnlijk van 1945.

Prof. dr. Jan Carel Z. was van 1980 tot 1994 hoogleraar fytopathologie (plantenziektenkunde) aan de Landbouwuniversiteit Wageningen.


Bron: De regio tijdens de Tweede Wereldoorlog, WH. de Vries. - Oosterwolde: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. ISBN 90-6466-078-6 , 2003

Dr. Annie Z.-Josephus Jitta

De zus van Frans Josephus Jitta en moeder van Jan Carel Z., Annie Z.- Josephus Jitta (17-12-1904-30-05-2000) werkte gedurende de oorlog met een valse identiteit (persoonsbewijs en bevolkingsregister) onder de naam Annie van Vuuren bij het Koloniaal Museum (nu Tropenmuseum) in Amsterdam. Zij kwam in 1945 als onderduiker bij Noor nadat haar adres in Amsterdam was verraden.

Ze was een Nederlandse klassiek archeologe en kunsthistorica. Zij was een autoriteit op het gebied van de Romeinse oudheid, met name Romeinse bronzen beeldjes, portretkunst en numismatiek .

Z.-Josephus Jitta staat te boek als een invloedrijke archeologe die bepalend is geweest voor het gezicht van de klassieke archeologie in Nederland. Zij is eens omschreven als 'the grand old lady of Dutch archaeology'.

Portret van Annie Z.-Josephus Jitta als kind door Hendrik Maarten Krabbé

Bron: Wikimedia

Johanna L.

Ze was de joodse vrouw van een arts uit Amsterdam. Ze is in 1943 in Heiloo geweest. Verder is er niets bekend.

Annie S.

In 1945, toen Noor als was verhuisd naar Haarlem, heeft Annie S. voor enkele maanden ondergedoken gezeten rond nieuwjaar 1945. Ze was gekomen via een vriend van Frans , mr. Frans van der Goot.

Mevrouw J.-R.

Zij is via de ondergrondse geregeld ergens in 1943 of 1944, maar bleef maar voor 1 nacht, omdat ze door de ondergrondse weer werd opgehaald vanwege een sterfgeval in haar familie

Verder is er in 1944 ook nog een Wit-Russin ondergebracht, via het verzet. Dit verblijf heeft echter niet lang geduurd. Omdat ze erg veeleisend was, is ze vrij snel weer teruggebracht naar het verzet.