August W. Maria van Tienhoven & Maria Christina van Tienhoven

Op 9 oktober 1977 erkende Yad Vashem August W. Maria van Tienhoven en zijn vrouw Maria Christina van Tienhoven als Rechtvaardigen onder de Volkeren

De familie Tienhoven woonden met hun twee kinderen in de Corfstraat 32 Alkmaar. August werkte als elektrotechnisch ingenieur bij het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland (PEN).
Vanaf mei 1943 gaven zij onderdak aan Elisabeth (Beppie) Knoop.


Begin 1943 moest de Amsterdamse familie Knoop, onderduiken: vader Lion Knoop (1901-1988), moeder Klara Knoop-Degen‏‎ (‎1905-1997), en de kinderen Elisabeth (1925- xxxx) en Jonas (1928-2012).
De Duitsers vertelden dat jonge mannen betaald arbeid konden verrichten. Samuel Knoop, kleermaker van beroep kon het geld goed gebruiken en had zich aangemeld voor de Arbeidsinzet. Ze hebben Samuel, 1924, nooit meer teruggezien, en kwamen er later achter dat hij op 30 September 1942 is vermoord in Auschwitz.

Lion Knoop had een tabakswinkel in Amsterdam en was in zijn vrije tijd een verwoed visser. Hij kwam daarvoor in de Eilandspolder, waar hij een bootje huurde bij schuitenmaker Jan Pilkes in Grootschermer, Zuideinde 53. Pilkes was ook elektricien en vertegenwoordiger van de PEN.
Tussen de gezinnen Knoop en Pilkes was ruim voor de oorlog al een vriendschapsband ontstaan. Toen de anti-Joodse maatregelen voor het gezin Knoop echt begonnen te kwellen besloot het onder te duiken. Lion en Klara kwamen in onderduik bij het gezin van Jan Pilkes. Jonas zou onderduiken in Rotterdam, maar na een week bleek dat toch niet mogelijk waarop hij naar Grootschermer is overgebracht. Hij kwam in een woning, Noordeinde 30, met een valse zolder zonder verwarming.

Jan Pilkes kende als PEN-vertegenwoordiger de Alkmaarse PEN-ingenieur August van Tienhoven. Geregeld werd dat vanaf mei 1943 de 18-jarige Beppie, bij August en Maria van Tienhoven in Alkmaar zou worden ondergebracht. De ondergrondse regelde voor Beppie een paspoort met een valse naam en bracht haar, verstopt in een wasmand, met een door Cees Rijke bestuurde vrachtwagen van Wasserij S. Krom, van Amsterdam naar Alkmaar. Ondanks de avondklok, onder de dekking van de duisternis, kwam Beppie aan in de Corfstraat, waar zij een kamer op de bovenverdieping kreeg.
De familie Van Tienhoven, had aangeboden een ​​klein meisje in huis te nemen. Ze waren behoorlijk verrast toen Beppie binnenkwam als achttienjarige jonge dame.

De Van Tienhovens waren zich volledig bewust van het risico dat zij namen en vonden dat mensen in nood geholpen moesten worden. Aan bezoekers werd niet verteld van de aanwezigheid van Beppie, waardoor zij voor iedereen verborgen moest blijven. Er kwam in het huis een valse vloer, waaronder Beppie zich kon verbergen in geval van huiszoeking. De Van Tienhovens deden hun best om Beppie zich thuis te laten voelen en vroegen nooit om betaling voor de gemaakte kosten van de onderduik.

De Van Tienhovens en Beppie wisten niet waar haar ouders en broer Jonas waren ondergedoken.



De familie Knoop met voor moeder Klara en vader Lion, en achter van links naar rechts Samuel, Elisabeth en Jonas.

Bron: Joodsmonument.nl

Beppie ging na de oorlog naar een goede kennis in Amerika, omdat in Nederland het communistische gevaar nog erger was dan het nationaal-socialistische. Dat mocht voor maximaal 12 maanden; maar in de laatste twee weken van haar verblijf is zij getrouwd met de Joodse Bernard Schutz. Zij kregen samen een zoon en een dochter.

Bernard (klerk in de 20th Special Service Unit van het Amerikaanse leger gedurende de oorlog), in een interview in 2008 over haar:
"Ze zat in het getto in Amsterdam. Haar vader was in zijn vrije tijd een verwoed visser en had niet-Joodse vrienden. Een van hen, Cees Rijke, kwam naar het getto en zei tegen haar: "We halen je hier weg." Ze zei: "Hoe?" Hij zegt: "Doe de ster af. Je bent licht van huid en blond. Kijk nergens naar, loop gewoon met me mee, dan gaan we hier weg." Hij reed in een vrachtwagen, van stomerij S. Krom uit Alkmaar, die stond bij de ingang van het getto. Ze liepen uit het getto en stapten in de vrachtwagen."

Lion en Klara Knoop en zoon Jonas, overleefden de oorlog dankzij hun onderduik in Grootschermer. Lion Knoop ging met zijn gezin weer terug naar Amsterdam en hervatte zijn tabakswinkel, maar wel op een nieuw adres omdat in de oorlog zijn oude adres was gesloopt.
Jonas ging, nadat hij was getrouwd met Fietie, zijn zus Beppie achterna naar Amerika. Hij woonde in de buurt van zijn zus in Skokie een voorstad van Chicago. In 1953 gingen ook Lion en Klara die kant op, maar kwamen gedwongen door heimwee in 1954 weer terug in Nederland waar Lion zijn tabakswinkel hervatte. Dit duurde tot 1966 waarna hij in de kunsthandel ging: schilderijen en bronzen beelden.
Beppie en haar man Bernard hadden sinds 1960 een kunsthandel in Skokie. Vader kocht in Nederland, dochter verkocht in Skokie. Prestige Art Galleries was de naam van de beide zaken.



Bronnen: The Liberators: America's Witnesses to the Holocaust (New York: Bantam Books, 2010) and Concentration Camp Liberators Oral History Project, University of South Florida Libraries, Michael Hirsh Aldert Pilkes, Grootschermer