Truus Wijsmuller-Meijer

Truus Wijsmuller-Meijer is een Nederlandse verzetsvrouw die voorafgaand aan en in de Tweede Wereldoorlog Joodse kinderen en volwassenen in veiligheid bracht. Samen met anderen heeft ze de levens van meer dan 10.000 Joodse kinderen gered.

Truus Meijer wordt geboren in Alkmaar aan de Mient als eerste kind in het gezin van Jacob Meijer, drogisterij annex apotheek. In 1913 verhuisde de familie naar Amsterdam. Truus zeventien jaar oud, verliet de Alkmaarse Handelsschool met een getuigschrift. In Amsterdam kreeg ze een baan bij een bank. Via haar werk ontmoette ze haar man Joop Wijsmuller; zij trouwden in 1922.

“Tante Truus” bood al voor de oorlog hulp aan gevluchte joodse kinderen. Na Hitlers machtsovername in 1933 kreeg Truus Meijer ongeruste brieven in handen van in Duitsland wonende familieleden van Joodse vrouwen die ze kende. Truus haalde enkele van deze familieleden op en bracht ze naar Nederland. Als niet-Joodse kon zij zich vrijer over de grens bewegen.

Bron: hvalkmaar.nl

Na de Kristallnacht van 1938 gingen er geruchten dat er Joodse kinderen rondzwierven in het grensgebied. Zij waren op de trein gezet door hun Duitse en Oostenrijkse ouders, maar Nederland liet hen niet toe. Truus ging erheen en smokkelde een Pools-Joods jongetje mee terug in de auto, onder haar rokken. Daarna bracht ze vaker Joodse kinderen vanuit Duitsland naar Nederland, waar het speciaal daarvoor opgerichte Kindercomité hen plaatste bij Joodse pleegouders of liet opnemen in tehuizen.

De Britse regering verklaarde zich in 1938 bereid om Joodse kinderen uit nazi-Duitsland en Oostenrijk op te nemen. Daarop bezocht Truus het toenmalige hoofd van de emigratie-afdeling in Wenen, Adolf Eichmann, en vroeg hem zo’n tienduizend Joodse kinderen naar Engeland te laten gaan. Aanvankelijk snauwde hij haar af: “Wij onderhandelen niet met vrouwen”. Truus was daar niet van onder de indruk en stak van wal. “So reinarisch und dann so verrückt,” concludeerde Eichmann, die haar haar rok op liet tillen en een stukje liet rondwandelen, omdat hij dacht aan haar manier van lopen te kunnen zien of ze Joods was. Bij wijze van grap stelde Eichmann Wijsmuller voor een, naar hij dacht, onmogelijke opdracht: binnen vijf dagen 600 kinderen op de trein van Wenen naar Nederland zetten. Het lukte haar.

Bron: Judisches Museum Berlin

Daarna volgden meer kinderen. Per reis ging steeds een maximum van 150 kinderen mee. Als Truus meereisde, nam ze de leiding en verantwoordelijkheid voor alle mensen in een transport: van het station van vertrek tot op het schip bij Hoek van Holland. De kinderen gingen vaak naar Engeland, soms naar Zweden, anderen naar België, een aantal bleef in Nederland. Uiteindelijk zijn bijna 2.000 vluchtelingenkinderen in Nederland gebleven, waarvan ongeveer een derde de oorlog heeft overleefd.

De laatste groep die Truus vlak voor de Nederlandse capitulatie in veiligheid bracht bestond uit 74 Joodse vluchtelingenkinderen van het Burgerweeshuis in Amsterdam. Zij regelde hun evacuatie op verzoek van de garnizoenscommandant van Amsterdam. Die had deze opdracht weer van een hulpcomité uit Londen gekregen. Met bussen reed zij samen met de kinderen naar de haven van IJmuiden.

Bij een wegafzetting werd de karavaan eerst niet doorgelaten, maar Truus wist via een toevallig aanwezige kennis, de directeur van de Stoomvaart Maatschappij Nederland, toegang tot de haven te krijgen. Daar moest ze de kapitein van het klaarliggende schip, de ss Bodegraven, er nog van overtuigen dat de kinderen beslist mee moesten. Kort voor de capitulatie van Nederland, vertrok op 14 mei 1940 het schip met de kinderen naar Engeland. De tocht was gevaarlijk. Mijnenvelden voor de Engelse kust en Duitse vliegtuigen die vertrekkende schepen beschoten.

Truus bleef zelf in Nederland. Ze voerde haar reddingsacties nu illegaal uit, in samenwerking met het Belgische verzet. Ze bracht Rode Kruis-voedselpakketten en medicijnen voor vluchtelingenkampen naar het onbezette deel van Frankrijk. Hierbij nam ze altijd Joodse kinderen mee, die zo via Zuid-Frankrijk een veilig heenkomen vonden in Zuid-Amerika. In 1941 maakte het Rode Kruis een einde aan deze transporten.

Datzelfde jaar ging ze voor reisbureau Hoyman en Schuurman werken. Ze begeleidde op verzoek van de bezetter groepen Joden die, na ruime betaling, via Spanje en Portugal Europa mochten verlaten. Ze had vooraf wel geëist dat er dan ook Joodse kinderen met geldige uitreisvisa kosteloos mee mochten.

In de zomer van 1942 hield de Gestapo Truus enkele dagen vast op de, terechte, verdenking van het samen met een Belgische verzetsgroep organiseren van valse identiteitspapieren en vluchtroutes van Nederland naar het zuiden. Bij gebrek aan bewijs werd ze weer vrijgelaten. Als lid van de verzetsorganisatie Groep 2000 stuurde ze voedselpakketten naar Westerbork, Bergen-Belsen en Theresienstadt. Dankzij haar tussenkomst werden 44 weeskinderen in Westerbork niet naar vernietigingskamp Auschwitz gestuurd maar naar Theresienstadt.

Aan het eind van de oorlog hield Truus zich bezig met de “levensmiddelen-business”, zoals ze dat zelf noemde. In de Hongerwinter organiseerde ze de evacuatie van 6.000 Amsterdamse kinderen naar Groningen en Friesland.

In Yad Vashem in Jeruzalem staat een boom ter nagedachtenis aan Truus Wijsmuller, sinds 1966 erkend als “Rechtvaardige onder de Volkeren”. Een eerbetoon aan een vrouw die van 2 december 1938 tot en met 14 mei 1940 10.000 Joodse kinderen uit Berlijn, Wenen en Praag naar Nederland en Engeland bracht. Hiermee heeft zij, na de Zweedse diplomaat Raoul Wallenberg, waarschijnlijk de meeste Joodse levens gered tijdens het nazibewind.


Bron: www.archieven.nl ; www.wikipedia.org ; www.niw.nl ; www.hvalkmaar.nl ; www.timesofisrael.com
Bron: Yad Vashem