Nel Lind - verzetsnaam Suze de Wit

Nelly Elisabeth (Nel) Lind, 12-10-1913 Alkmaar, 22-05-1997 Utrecht.

Nederlandse verzetsvrouw, verzetsnaam Suze de Wit.

Nel was de tweede dochter van Jacob Lind en Anna Elizabeth Pronk. Het echtpaar runde in Alkmaar een zadelmakerij in de Heerenstraat 5. Op de HBS zat Nel in het bestuur van de schoolvereniging en werd zij op haar twaalfde lid van het Nederlandse Padvindsters Gilde in Alkmaar. Later werd zij leidster in een Welpenhorde van de vereniging de Nederlandse Padvinders, District Alkmaar.

Nel's verzetswerk begon met het rondbrengen van illegale krantjes. Begin 1941 begon de vervolging en deportatie van Joodse landgenoten, sommigen doken onder. Ook andere landgenoten zochten een goed heenkomen; de Kop van Noord-Holland leende zich hiervoor. De onderduikers moesten geholpen worden en Nel was bij deze activiteiten betrokken.

Ze kwam in contact met Burgemeester Kolff van Deil, die samen met Pater Kloeg uit Rotterdam een organisatie op poten zette om onderduikers te helpen met identiteitskaarten en bonkaarten. Na arrestatie van de burgemeester werd onder leiding van Pater Kloeg het werk voortgezet.

In West-Europa waren er duizenden militairen in Duitse krijgsgevangenkampen. Buiten de officieren, werden zij vaak tewerkgesteld bij Duitse boeren en dan lukte het ze wel eens te ontsnappen. Er ontstonden vluchtlijnen, en konden zij uit Nederland naar België gesmokkeld worden. Hierbij was ook de groep (Luctor et Emergo) van Pater Kloeg betrokken, waaronder Nel Lind.

Nelly Elisabeth (Nel) Lind omstreeks 1985

Bron: Wikipedia Pleasme - Eigen werk, CC BY-SA 4.0

Steeds meer Nederlanders werden gedwongen in Duitsland te gaan werken en doken onder. In mei 1942 moesten de beroepsofficieren van de Nederlandse strijdkrachten zich melden om in krijgsgevangenschap in Duitsland te gaan. Op 15 juni 1943 ook de reserve-officieren, onderofficieren en manschappen. Ook dit leverde nieuwe onderduikers op.

Inmiddels ondernam de RAF acties, waarbij ook boven Noord-Holland Britse vliegtuigen werden neergehaald. Van de bemanningsleden die zich per parachute wisten te redden viel het merendeel in Duitse handen, maar enkelen werden opgevangen door het verzet.

De verzetsgroep, waarvan Nel Lind deel uitmaakte, droeg aanvankelijk de codenaam Luctor et Emergo, later werd dat Fiat Libertas. De groep hielp meer en meer bemanningsleden, die werden verborgen, van valse papieren en burgerkleding voorzien en van adres tot adres in zuidelijke richting vervoerd. Aan de grenzen van Brabant en Limburg werden ze overgedragen aan de goede zorgen van het Belgische verzet, met als uiteindelijk doel Engeland.

De Duitse politie kwam deze activiteiten op het spoor, door onvoorzichtigheid of ordinair verraad. Ook infiltraties door Duitsers die jaren in Engeland of Amerika hadden gewoond en het daar gesproken Engels volledig beheersten. Gestoken in de Britse of Amerikaanse uniformen werden ze in de nacht ergens neergezet en zochten zij contact met het verzet. Opgevangen door verzetsmensen kwamen deze agenten dan soms tot ver in Frankrijk, waarop de Gestapo of de Sicherheitsdienst toesloeg en de hele vluchtlijn oprolde en de helpers arresteerde. De opgepakte Britten en Amerikanen werden verhoord en als krijgsgevangenen overgebracht naar Duitsland. Maar hun helpers werden vaak ter dood veroordeeld of in gevangenissen of concentratiekampen opgesloten.

Nel Lind was niet alleen betrokken bij de opvang van de bemanningsleden maar later ook bij hun vervoer naar contactadressen aan de Belgische grens. In 1942 was de SD Nel Lind op het spoor gekomen. Zij werd tijdig gewaarschuwd door een „goede‟ Nederlandse politieman, zoals er ook nog waren, die haar aanraadde te verdwijnen. Ze moest toen in oktober 1942 zelf onderduiken. Maar ze zette haar werk voort.

Wat Nel niet wist was dat zij tijdens een gesprek in het restaurant van het Americain Hotel in Amsterdam omringd werd door SD- en Gestapo-officieren. Toen zij de week daarna het café Modern betrad werd zij gevangen genomen en overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen. De volgende dag werd zij van ‘s morgens vroeg tot ver na middernacht aan één stuk door verhoord. Ze viel daarbij in handen van de officieren Schreieder, de keiharde, en Frank, een jonge, knappe charmeur, die de rol van vriendelijke en begrijpende ondervrager speelde en het deed voorkomen dat hij bewondering had voor haar werk en inzet voor de padvinderij en daarbij beweerde dat ook hij eens Pfadfinder was geweest. De heren gingen zelfs zo ver dat zij haar beloofden op hun “padvinders erewoord‟, dat haar niets zou overkomen en dat ze zou worden uitgewisseld tegen in Engeland gevangen zittende Duitse agenten en spionnen.

Om de medewerkers van Nel gerust te stellen lieten de Duitsers haar brieven schrijven aan haar familieleden. Hierin moest zij schrijven dat ze was ondergedoken in België. Maar Nel had altijd gezegd dat ze bij het transport van mensen nooit verder zou gaan dan de grens en België nooit zou binnengaan omdat ze geen Frans sprak.

Lind nam dus aan dat niemand de inhoud van de brieven serieus zou nemen en er alarmbellen zouden gaan rinkelen. Ten overvloede vroeg ze nog om haar kledingstukken en kleinigheden te zenden die ze nooit had gehad.

De geadresseerden zagen deze signalen over het hoofd. Dit kwam ook omdat er nog een paar brieven volgden die werden bezorgd door een Nederlandse vrouw, die zich uitgaf als illegaal werkster, maar in feite voor de SD en Gestapo werkte en die zo in contact kwam met andere leden van Luctor et Emergo.

In september en oktober 1943 werden meerdere arrestaties verricht en werd Fiat Libertas langzaam maar zeker opgerold. Op 27 september 1943 worden Gerrit van Hilten en Nel Lind, Alkmaarse leden van Fiat Libertas, van hun bed gelicht en opgesloten. In juli 1944 moesten de gearresteerde leden van Fiat Libertas verschijnen voor het Feldgericht van de Duitse luchtmacht in Utrecht. Nel Lind en mede verzetsstrijders Joke Folmer en Henriëtte Roosenburg werden ter dood veroordeeld. De vonnissen van dit Kriegsgericht moesten eerst nog door hogere instanties in Berlijn worden bekrachtigd. Dus werden de documenten daarheen gezonden. In afwachting daarvan werden de Fiat Libertas Todeskandidaten opgesloten in het Brabantse Haren.

Dinsdag 5 september 1944, was een dag vol geruchten. De Nederlandse bevolking verwachtte de aankomst van hun bevrijders. Duitsers en hun Nederlandse handlangers raakten in paniek; de uittocht naar Duitsland begon. Het was een chaos. Sommigen van de Harense gevangenen werden vrijgelaten, maar de ter dood veroordeelden werden in gesloten goederenwagons geladen richting het oosten. Zo ook Nel Lind, Joke Folmer en Jet Roosenburg, die na een trip van drie dagen, zonder eten of drinken, iets ten oosten van het Duitse Aken in een gevangenis werden afgeleverd.

De Duitsers waren administratief altijd zeer “gründlich‟. Alles moest gedekt zijn door documenten. Bij iedere gevangene hoorde een begeleidend dossier en dat ontbrak voor Nel Lind, Joke Folmer en Jet Roosenburg. Gevolg was dat de bewakers aan de gevangenen vroegen wat ze gedaan hadden, waar en waarvoor zij veroordeeld waren en wat het vonnis was. De dames wisten het niet. De directies van de gevangenissen voelden zich niet gedekt en probeerden van de verantwoordelijkheid af te komen door de gevangenen weer op transport te stellen naar een volgend verblijf.

Er volgde een lange tocht door Duitsland in gesloten veewagons, met een emmer, en zonder voedsel of drinken. Uiteindelijk kwamen Nel Lind, Joke Folmer en Jet Roosenburg terecht in de gevangenis van Cottbus, tussen Berlijn en Dresden.

Ze leefden op twee sneden brood en een waterige soep per dag. Na drie maanden Cottbus werden ze weer in veewagons geladen en kwamen na dagen aan in Waldheim tussen Leipzig en Dresden. Hun dossiers hadden hen nog steeds niet ingehaald. Door de overvolle gevangenis kwamen ze met z’n drieën in een cel. In de eerste dagen van mei 1945 kwamen de geluiden van het naderende front. In de nacht van 5 mei op 6 mei was er geen bewaking meer, de celdeuren werden geopend. De gevangenen konden in het hele gebouw en gingen op zoek naar eten en kleding; ook buiten het complex in het dorp Waldheim.

Ze waren sterk vermagerd, hun gewicht was de helft van hun normale. Zij namen hun intrek in een cel van de mannengevangenis, waarmee zij bescherming genoten tegen de Russen die niet alleen op jacht waren naar horloges maar ook naar vrouwen, al gaven zij de voorkeur aan doorvoede Duitse in plaats van de wandelende skeletten uit de vrouwengevangenis.

De dames wilden naar huis, maar kregen geen toestemming van de Russen. Later moesten zij de gevangenis toch verlaten omdat deze nodig was voor het opsluiten van Nazi’s.

Ze vernamen dat de Engelsen in Hamburg zaten en besloten toen te proberen lopende langs de Elbe richting Hamburg te gaan. Ze voorzagen zich van een kist op het onderstel van een kinderwagen en een houten bolderkar en rugzakken. Uit de keuken van de gevangenis namen ze levensmiddelen mee en een pannetje. Op 17 mei verlieten zij Waldheim richting de Elbe en toen langs de oever naar het noorden. Ze liepen op schoenen die ze in Waldheim met moeite hadden gevonden. Ze waren snel moe ook omdat ze maanden lang geen lichaamsbeweging hadden gehad. Bovendien waren ze zeer ondervoed en slap. Nel Lind, voor haar arrestatie 70 kilo, woog nog maar 35 kilo en de anderen waren er niet beter aan toe. Het meegebrachte voedsel raakte op, dus moesten ze onderweg iets vinden. Soms sliepen ze in de openlucht of in een verlaten schuur. Ook werden ze een keer opgevangen door een doktersfamilie en een adellijke familie waarvan de zoons, betrokken bij de mislukte aanslag op Hitler, in de gevangenis waren gezet. Daar kregen ze eten en konden in bad.

Ter hoogte van Riesa zagen ze twee Rijnaken liggen met de Nederlandse vlag. Ze werden met open armen ontvangen. De schepen konden nergens heen omdat alle bruggen over de Elbe waren opgeblazen en de doorvaart versperden.

De schippers hadden genoeg voorraad en het viertal bracht enkele dagen bij hen door met goed eten. Ze vertelden van hun plan om met een boot de Elbe af te zakken tot ze bij de Engelse zone zouden komen. De schippers vonden dit een goed plan en voorzagen ze van een sloep, die ze voor hen vorderden van een Duits binnenschip.

Uitgerust en met proviand vertrokken ze met hun sloep. Bij Torgau werden ze door een Russische officier aangehouden die er op wees dat ze eerst onder een aangelegde pontonbrug door moesten met daarachter een opgeblazen brug die de vaart blokkeerde. Behalve op één plek waar een soort waterval met groot verloop was ontstaan. Het was gevaarlijk maar het lukte. Ze bereikten Wittenberg en vonden ter hoogte van Dommitzsch een gestrand Nederlands binnenschip. Ook hier werden ze aan boord uitgenodigd, gevoed en konden er overnachten.

De volgende dag legden ze hun tocht af tot Wittenberg. Deze plaats was bijna geheel verwoest maar ze vonden een slaapplaats in een half vernield huis. Toen ze de volgende dag de vernielde brug van deze plaats naderden werden ze aangehouden door een Russische militair die hen doorliet maar meende dat ze niet ver zouden komen omdat bij Dessau, vijftig kilometer verder, de Amerikaanse zone begon. Besloten werd om toch door te zetten en zo naderden ze het plaatsje Coswig, 20 km van Dessau. Hier stonden Russen aan de oever die ze duidelijk maakten dat ze naar de kant moesten komen. Aanvankelijk negeerden ze dit tot het vuur werd geopend en de kogels over hen heen floten, ze keerden om. De Russen gaven geen toestemming om verder te varen en ze moesten zich melden bij een verzamelkamp.

Nel had inmiddels moeilijkheden gekregen met haar been en kon niet meer lopen. Ze ruilden hun twee karretjes voor een houten bolderwagentje, zoals die voor de oorlog ook wel op de stranden werden gebruikt om kinderen te vervoeren. Er werden planken ingelegd zodat Nel met gestrekte benen kon zitten. Op 6 juni 1945 werd er een colonne gevormd onder bewaking van Russische soldaten. Na Coswig weer langs de oever van de Elbe, die in Westelijke richting stroomde. In een bos werd overnacht.

De volgende morgen verder; aan de overkant verscheen Dessau en op de rivier een pont. Ze kwamen bij een controlepost. Achter de tafel een Russische officier, een Amerikaanse, een Belgische en tot hun verbazing en hun vreugde ook een Nederlandse officier. Identiteitsbewijzen werden gecontroleerd. Degenen die de juiste hadden kwamen er snel door, maar Nel, Jet, Joke hadden niets. Toen bleek dat ze ter dood veroordeelde politieke gevangenen waren werden ze door de Nederlandse officier ondervraagd. Ze mochten aan boord van de pont, waarop ze werden overgezet naar de Amerikaanse bezettingszone. Legertrucks brachten ze naar een voormalig kazernecomplex van de Luftwaffe.

Nel Lind zittend op een kar teruggekeerd uit Waldheim.

Bron: Regionaal Archief Alkmaar, FO 1011192

De volgende dag opnieuw verhoor door een Nederlandse officier, en registratie. Over een snelle terugkeer naar Nederland was hij vaag. Hij wees er op dat Nederland in de winter ‘44-’45 zwaar had geleden. Dat Nederland boven de grote rivieren pas op 5 mei was bevrijd. Dat de bevolking daar nog niet genoeg te eten had. Dat er bovendien duizenden Nederlanders in Duitsland waren die ook snel naar huis wilden. Dat het Nederlandse spoorwegnet was vernield en het rollend materieel van de NS of kapot was geschoten of naar Duitsland was weggesleept. Men kon dus geen treinen samenstellen, die men toch niet zou kunnen overbrengen om hen snel op te halen, ook omdat het Duitse spoorwegnet was verwoest.

De Franse en Belgische ex-politiek gevangenen verlieten het kamp bij Dessau en werden per vrachtauto’s vervoerd naar een vliegveld bij Halle. Waarom wij ook niet per vliegtuig was hun vraag. Het antwoord was dat er in Nederland geen vliegveld in een dergelijke staat verkeerde dat er een groot vliegtuig kon laten landen.

Omdat ze geen identiteitspapieren hadden vroeg Nel of ze konden worden voorzien van een verklaring dat ze ex-politieke gevangenen waren en ze met voorrang behandeld moesten worden. De officier voldeed hieraan en gaf ze een document met veel stempels. De dames verkenden daarop het complex en ontdekten dat er voortdurend legertrucks vertrokken met mensen die naar het vliegveld bij Halle werden vervoerd. Ze hielden een lege truck aan en de chauffeur was bereid ze mee te nemen. Na een rit van zo’n 100 kilometer kwamen ze bij het vliegveld. Hier werden ze voor een officier geleid die hun document bekeek en hun verhaal aanhoorde. Toen zei hij: ”Ik heb een vliegtuig dat binnen 20 minuten naar Brussel vertrekt”. Ze lieten de bolderwagen achter en klommen met hun bagage in het toestel waarin Amerikaanse verlofgangers zaten op weg naar Brussel. Kort na het middaguur landde het toestel „The Last Chance‟ op een vliegveld buiten Brussel. Een Britse soldaat kwam hen halen en bracht ze naar de kantine voor een overvloedige maaltijd. Vervolgens naar het opvangcentrum van de stad, waar zij de volgende dag werden verhoord door een Nederlandse officier. Hij vertelde dat ze voorlopig niet naar huis konden omdat Noord-Nederland nog niet in staat was ze te ontvangen. Ze kregen een insigne opgespeld dat ze vrij vervoer gaf in het Brussels openbaar vervoer.

De vrouwen zochten in de stad de personen, die tijdens de oorlog hun Belgische contacten van de pilotenlijn waren geweest; ze werden met open armen ontvangen. Na enkele dagen konden ze mee met een trein die uiteindelijk stopte in Oudenbosch, waar ze werden ondergebracht in een klooster dat als opvangcentrum diende en waar 1.500 tot 2.000 lotgenoten verbleven. Ze werden weer verhoord, ontluisd en grondig gekeurd. Nel Lind, die nog steeds moeilijk liep kreeg geneesmiddelen.

Er kwam bericht dat ze de volgende morgen om acht uur aan de poort van het klooster moesten staan en dan opgepikt zouden worden door een legerauto die naar het noorden zou gaan. Via het door de oorlog geschonden Noord-Brabant ging het richting ‘s-Hertogenbosch en toen via baileybruggen over de grote rivieren richting Zeist.

Het was 13 juni 1945, vijf weken na hun bevrijding uit de gevangenis in Waldheim.

Joke Folmer werd afgeleverd voor de deur van haar ouderlijk huis in Zeist. Jet werd thuis in Den Haag afgeleverd en kwam Nel Lind weer thuis in Alkmaar.


Bron: Regionaal Archief Alkmaar ; Wikipedia ; Historisch Nieuwsblad ; Kelpin.nl