Monument De Stedemaagd

In de Alkmaarder Hout aan de Harddraverslaan, in de nabijheid van de bunker, die in gebruik is als museum bij de stichting Alkmaar 40-45, staat het oorlogsmonument De Stedemaagd.

Het monument is een bronzen beeld van een treurende, staande vrouwenfiguur.

Het beeld is 1 meter 50 hoog en geplaatst op een voetstuk van zandsteen van 1 meter hoog.

Het monument is opgericht ter nagedachtenis aan alle medeburgers die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen en in het bijzonder aan vijf mannen die op de plaats van het monument op 17 november 1944 door de bezetter zijn gefusilleerd.

De vijf slachtoffers:

  • Pieter Booij, handelsreiziger uit Amsterdam.

  • Arie Kapitein, veehandelaar uit Zijpe.

  • Marinus Post, veehouder uit Kampen.

  • Pieter van Velzen, portier uit Haarlem.

  • Frans van der Zeijden, tabaksgrossier uit Alkmaar.


De tekst op het voetstuk is een gedicht van Adriaan Roland Holst:

'ZIJ STAAT HIER IN DE NAAM VAN ALLEN DIE STRIJDEND TOTTER DOOD GEGAAN IN ONZE NOOD ONS ZIJN ONTVALLEN DOCH OM, VAN VRIJHEIDS STONDE AF AAN VOORGOED WEER OP TE STAAN'


De fusillade van 17 november 1944 was een vergelding op het neerschieten van de landwachter J.H. Meijer op 10 november 1944 in Alkmaar. Bij dit schietincident was ook de Alkmaarder Aart van Doorn betrokken.

Een paar auto´s draaien op 17 november 1944 met hoge snelheid de Alkmaarse Harddraverslaan op. Ze stoppen bij een zijlaantje. In het donker en de kletterende regen springen Duitse politiemannen met machinegeweren uit de auto´s. Ze duwen vijf mannen naar buiten. Een is een grote, knappe man, een ander draagt een bruin jasje en een draagt een platte portierspet. Kort daarna klinken er schoten. Als de kruitdamp optrekt wordt er nog een keer geschoten. De meeste Duitsers vertrekken, drie van hen blijven achter om de plek des onheils te bewaken. Tegen middernacht haalt een platte wagen de vijf lichamen op. Het enige bewijs dat overblijft van de fusillade is de platte portierspet. Wie waren de vijf slachtoffers van de fusillade:

Foto: Alkmaar 1940-1945, kroniek van de bezettingsjaren, J. van Baar

Adrianus (Aart) Johannes van Doorn, Alkmaar 30 maart 1907

Aart van Doorn was aan het begin van de oorlog in de werkverschaffing en vanaf medio 1941 als stoker werkzaam bij de Gemeentelijke Lichtbedrijven in zijn woonplaats Alkmaar. Hij begon zijn verzetsactiviteiten met het verspreiden van illegale lectuur. In 1942 was hij enige tijd betrokken bij spionageactiviteiten. In november 1943 trad hij toe tot een RvV-sabotagegroep (RvV = Raad van Verzet) onder leiding van J. Kok.

Op verzoek van Kok begeleidde van Doorn op vrijdagmiddag 10 november 1944 een man, die zich voordeed als een ondergedoken illegaal werker uit Amsterdam, naar een plek waar hij, aangezien rekening werd gehouden met de mogelijkheid dat hij een provocateur was, verhoord zou worden.

Toen Van Doorn en de man, naar later bleek: opperschaarleider der Landwacht J.H. Meijer, in de buurt van het hoofdkwartier van de Landwacht aan het Varnebroek kwamen, trok de Meijer plotseling zijn revolver en gelastte Van Doorn zijn handen omhoog te steken. Hierop werd Meijer, niet wetend dat hij door twee gewapende RvV’ers, Kok en Leeuwerke, ter observatie werd gevolgd, neergeschoten.

De dodelijk getroffen Landwachter kon nog één schot afvuren en trof daarmee Van Doorn in het nierbekken. Van Doorn werd, zwaargewond, overgebracht naar het Marine-Lazarett in de Sint Willibrordusstichting in Heiloo, waar hij werd geopereerd en enkele weken verpleegd. Op 17 december 1944 werd Van Doorn in Wormerveer gefusilleerd.

Pieter Booij, Amsterdam 27 december 1900

Piet Booij was bij het uitbreken van de oorlog werkzaam in de werkverschaffing. Na van augustus tot november 1940 op Schiphol en begin 1941 enkele maanden in Frankrijk te hebben gewerkt, vroeg hij in juni 1941 opnieuw steun aan, dat hem werd verleend op voorwaarde dat hij door het Gewestelijk Arbeidsbureau aangeboden werk in Duitsland zou aanvaarden.

Nadat hij in juli 1941 naar Duitsland was vertrokken, werd hij eerst enige maanden in een levensmiddelenbedrijf in Hamburg tewerkgesteld en daarna tot medio 1944 in Hattingen als hulp-metselaar ingezet bij het aanleggen van schuilkelders voor particulieren en het repareren van gebombardeerde woningen.

Na korte tijd OT-werk (Organisation Todt, Duitse bouwmaatschappij tijdens het bestaan van nazi-Duitsland, genoemd naar de oprichter Fritz Todt) te hebben moeten verrichten, liep hij weg en keerde in augustus terug naar Amsterdam. Op 8 november 1944 kwam hij in contact met een Duitse militair, die hem vertelde te willen deserteren. Hij bood Booij een revolver aan in ruil voor een burgerpak. De volgende dag ging Booij naar de afgesproken ruilplaats: café Royal op de Nieuwendijk. Hier werd hij, door verraad van de militair, door de Sicherheitspolizei gearresteerd.

Foto: oorlogsgravenstichting.nl
Foto: eerebegraafplaatsbloemendaal.eu

Arie Kapitein, Winkel 1 juni 1891

Arie Kapitein, sinds 1943 weduwnaar en vader van vier kinderen, van wie twee nog thuis woonden, was werkzaam als veehouder en expediteur. In de herfst van 1944 lichtte een V-Mann (Vertrauwensman, iemand die tijdens de oorlog actief was als verrader) de bij de Ortskommandantur in Alkmaar gedetacheerde Sicherheitspolizei-Kriminalsekretär F.C. Viebahn in, dat Kapitein zich mogelijk bezighield met illegale activiteiten. Hij zou over een partij benzine beschikken, in verbinding staan met verzetslieden (en hen mogelijk financieel ondersteunen) en in zijn woning wapens verbergen.

Hierop gingen Viebahn en de voor de Sipo werkende Amsterdamse politierechercheur M. Kuiper, eind oktober 1944 naar Kapiteins woning (Burgerbrug A-1), waar zij zich als in Sicherheitsdienst-uniform geklede verzetsmensen voordeden, die een partij benzine nodig hadden.

Nadat Kapitein had toegezegd benzine te zullen bemachtigen en deze gratis ter beschikking te stellen, werd een vervolgafspraak gemaakt. Een week later, keerde de Sicherheitspolizei terug naar Zijpe en arresteerde Kapitein. Op zijn aanwijzing werd in een koeschuur slechts een ouderwetse, onbruikbare revolver gevonden. Overgebracht naar het Huis van Bewaring Weteringschans in Amsterdam werd door intensieve verhoren getracht meer kennis te vergaren over de illegaliteit in en rond Zijpe.

Marinus Post, Hollandscheveld 3 augustus 1902

Marinus Post (‘Evert’) woonde in mei 1940 in zijn boerderij in Kampen. Vanaf de zomer van 1942 verleende hij hulp aan tientallen joodse landgenoten: hij haalde hen over onder te duiken, gaf hun onderdak in zijn woning en zorgde voor onderduikadressen, vooral bij boeren op het Kampereiland.

In de nacht van 26 op 27 juli 1943 werd de boerderij overvallen door de Kampense politie onder leiding van NSB-korpschef J. Boesveld. Tijdens een schietpartij wist Post, in zijn onderbeen geraakt, te ontsnappen. Zijn echtgenote en hun 17-jarige zoon Jan werden gearresteerd en verbleven tot de bevrijding in Vught, Ravensbrück en Dachau.

De joodse onderduikers werden ontdekt in een schuilhut achter de boerderij en weggevoerd. Vijf dagen later brandde de boerderij af.

Na enige tijd in Barendrecht te zijn ondergedoken, verbleef Post meestal in Leiden. Van eind 1943 tot medio 1944 was hij, eerst in de KP (Knokploeg) van zijn broer Johannes, vanaf januari 1944 als hoofd van zijn eigen KP-Evert, betrokken bij meer dan tien overvallen op distributiekantoren en gemeentehuizen in Zuid-Holland, Gelderland en Overijssel.

Een deel van de buitgemaakte bonkaarten werd ter beschikking gesteld van de Trouw-organisatie. Op 23 oktober 1944, terwijl de geplande liquidatie van de Tsjechisch-joodse Sicherheitspolizei-agent Rudi Pollak aanstaande was, werd de bewapende Post, handgranaat en pistool, in Amsterdam gearresteerd. In de verhoren door de Duitsers biechtte Post niets op, zelfs niet zijn eigen naam. Hij werd aangemerkt als Todeskandidat, omdat er wapens in zijn bezit waren aangetroffen. Marinus Post werd als Hubertus Ham, de naam die op zijn valse persoonsbewijs stond, gefusilleerd.


Foto: eerebegraafplaatsbloemendaal.eu
Foto: eerebegraafplaatsbloemendaal.eu

Pieter van Velzen, Leiden 13 oktober 1913

Pieter van Velzen was vanaf mei 1938 als magazijnmeester/portier werkzaam bij Rutten’s Bierbrouwerij de Zwarte Ruiter NV in Rotterdam.

Hij was als zodanig geplaatst bij Heck’s Lunchroom in Haarlem. Hier woonde hij aan de Tempelierstraat. Vanaf eind 1942/begin 1943 was hij in Haarlem zijn betrokken bij het verspreiden van illegale bladen en hulpverlening aan onderduikers.

Zo bracht hij illegale werkers tijdelijk onder op onderduikadressen en verrichtte hij koeriersdiensten. Vanaf medio oktober 1944 verspreidde hij dagelijks ca. 40 exemplaren, een deel gaf hij door aan iemand in Velsen, van het in Haarlem door L.C. Theunis uitgegeven en gestencilde illegale blad “In den Storm”.

Bij zijn arrestatie door de Grüne Polizei op 1 november 1944 (waarschijnlijk na verraad) bij Heck aan de Kruisweg, had Van Velzen vijftien exemplaren van dit blad in zijn bezit.

Frans Anthonius Alexander van der Zeijden, Koedijk 15 januari 1913

Frans van der Zeijden was vanaf 1943 individueel actief in het illegale werk in Alkmaar. Vanaf begin 1944 werd hij steeds vaker ingeschakeld door het georganiseerde verzet.

De informatie die hij, als bedrijfsleider/mede firmant van een groothandel in tabaksfabrikaten, via zijn contacten (artsen, politieautoriteiten en de Sipo) verkreeg, gaf hij door aan onder meer de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Ook verzorgde hij onderduikers. In september 1944 werd hij in Alkmaar ingedeeld bij de 1e sectie BS-Gewestelijke Stormtroepen.

In de vroege ochtend van 11 oktober 1944 ging hij met een groep van de Binnenlandse Strijdkrachten in een vrachtwagen op weg van boerderij Houtlust aan de Zuidervaart in de Schermer naar het afwerpterrein Lobster in de Wogmeer, om gedropte wapens op te halen. Bij de brug over de ringvaart bij Rustenburg stootten de met stenguns bewapende BS’ers op een groep Landwachters. In het vuurgevecht dat volgde, werd de BS’er Gerard Veldman gedood en van der Zeijden gewond. Hij verstopte zich in een rietkraag. Maar enkele uren later werd hij gevonden en gearresteerd. Hij werd overgebracht naar het Huis van Bewaring in Amsterdam en op de lijst van Todeskandidaten gezet die in aanmerking kwamen voor fusillering bij represailles.

Foto: eerebegraafplaatsbloemendaal.nl

Na de oorlog zijn Aart van Doorn en de vijf gefusilleerde verzetsslachtoffers herbegraven op de Erebegraafplaats Bloemendaal.


Bron: Interactieve lesbrief Alkmaarse Stedenmaagd, van het 5 Mei Comité Alkmaar, in samenwerking met het Regionaal Archief Alkmaar, historica Carly Misset en mogelijk gemaakt dankzij financiële steun van de Gemeente Alkmaarwww.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu

Dodenherdenking 10 mei 1945

Op 10 mei 1945 werd op de Wilhelminalaan, op de plaats waar nu het monument van De Stedemaagd is geplaatst, de eerste dodenherdenking gehouden voor de verzetsmensen die tijdens WO2 waren gesneuveld in hun strijd tegen de Duitsers.

Bloemstukken en kransen die waren gelegd tijdens de herdenking