LO en NSF in Alkmaar

De Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers (LO) was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog een verzetsbeweging in Nederland. Aan de oorsprong van de organisatie staan de gereformeerde predikant Frits Slomp en mevrouw Kuipers-Rietberg uit Gelderland. Ze hielpen degenen die bedreigd en vervolgd werden aan een onderduikplaats. Predikant Slomp, ook wel “Frits de Zwerver”, reisde heel Nederland door om deelorganisaties op te zetten.

In Heerhugowaard en Langedijk ontstond in eerste instantie een LO-beweging waarvan de activiteiten zich ook uitstrekten tot Alkmaar. Deze werd opgericht door Cornelis Wagenaar, een bloembollenhandelaar uit Heerhugowaard. In Alkmaar ontstond een groep, onder leiding van Fritz Conijn en zijn zwager Doeko Bosscher, die achtergebleven gezinnen van uitgeweken zeelieden ondersteunden en onderduikers hielpen.

Gereformeerde predikant Frits Slomp

Mevrouw Kuipers-Rietberg

Bron: NIOD Beeldbank

Fritz Conijn (boven)

Cornelis Wagenaar (onder )

Cornelis Wagenaar en Fritz Conijn kwamen via hun werkzaamheden met elkaar in contact en in 1943 sloten de twee groepen zich bij elkaar aan. Deze regionalisering kwam tot stand op de provinciale LO-beurs. De groep van Conijn zou samen met de Alkmaarse medewerkers van Wagenaar het LO-district Alkmaar gaan vormen. Hiertoe gingen ook Bergen, de Egmonden, Heiloo, Oudorp, Limmen, Schoorl, Koedijk en Castricum behoren.

In de loop van de oorlog werd het voor de LO steeds moeilijker om op administratieve wijze aan bonkaarten te komen. Daarom werden er landelijk Knokploegen (LKP’s) opgericht. Zij konden door middel van overvallen op onder andere distributiekantoren en gemeentehuizen aan goederen voor onderduikers komen, zoals persoonsbewijzen en bonkaarten.

In maart 1944 ging de KP-Alkmaar met zo’n tien deelnemers van start. Het was wederom Fritz Conijn die hierin het voortouw nam. En ook toen er behoefte was aan een KP voor Noord-Holland, zette hij deze groep op. Door arrestaties in mei en juni van 1944 viel de KP uit elkaar.

Toen in augustus Fritz Conijn na verraad werd gearresteerd, was dat het begin van de werkelijke aftakeling van de Alkmaarse Knokploeg. Ook Cornelis Wagenaar werd opgepakt en kwam in Neuengamme in Duitsland om het leven.

Het verzet had veel geld nodig en kon hier op verschillende manieren aan komen. Een belangrijke bron van inkomsten werd door verschillende knokploegen binnengehaald, zij maakten bonnen en geld buit tijdens overvallen. Ook door de verkoop van foto’s en kaarten kon men geld inzamelen. Maar in de loop van 1943 werd er een organisatie opgezet die zich geheel focuste op de financiering van het verzet: het Nationaal Steun Fonds (NSF).

Het werven van fondsen was geen eenvoudige taak: men maakte gebruik van een combinatie van giften, hulp van de belastingdienst en bereidwillige banken en vele vervalsingen, zoals die van schatkistpromessen. In 1944 gaf de Nederlandse regering garantie dat zij de leningen die het NSF afsloot met mensen zou terugbetalen. Achter het NSF zat een ingewikkelde administratie die door Walraven van Hall bedacht was. Deze hield overzicht over welke inkomsten binnen kwamen en wie geld terugbetaald moest krijgen. Het was vrijwel onmogelijk om de administratie te kraken en te achterhalen wie geld uitleende.

Niet alleen de onderduikhulp, ook verschillende groepen van het gewapend verzet, zoals de Landelijke KnokPloegen en de OrdeDienst, de illegale pers en spionage-activiteiten zouden zij gaan financieren. Uiteindelijk is er zo’n 80 miljoen gulden van het NSF bij het verzet terecht gekomen.

In december 1940 richtte Iman Jacob van den Bosch in Eindhoven de verzetsgroep Tromp op met het bijbehorende Trompfonds.

Het doel van de groep was het financieel steunen van gezinnen van Nederlandse zeevarenden die na het begin van de oorlog in dienst van de geallieerden waren gekomen. Dat waren er zo'n 18.000. Op last van de Duitse bezetter werd in april 1941 aangekondigd dat het betalen van gelden aan gezinnen van zeevarenden in dienst van de geallieerden zou worden stopgezet. In oktober 1941 werd het Duitse besluit geëffectueerd. De achtergebleven gezinnen konden vanaf dan alleen nog aanspraak maken op een minimale steun volgens de normen van Maatschappelijk Hulpbetoon.

Door kapitein Abraham Filippo, gezagvoerder bij de Holland-Amerika Lijn, werd daarna een steunfonds opgericht waaruit uitkeringen aan de betrokken gezinnen gedaan konden worden. Deze organisatie kreeg de naam de Zeemanspot mee. Bij de oprichting van plaatselijke hulpcomités vond hij een enthousiaste medewerker in de bankier en oud koopvaardij-officier Walraven van Hall, kortweg Wally.

Samen met Van den Bosch wist Wally van Hall de verschillende fondsen, comités en groeperingen samen te voegen in het NSF. Door de inspanningen en de financiële handigheid van beide mannen groeide het NSF uit tot de bank van het verzet en de bank voor onderduikers. In de loop van 1942 begon dat fonds financiële ook hulp aan ondergedoken joden

In Alkmaar was ook een afdeling van de NSF. Dit stond aanvankelijk onder leiding van Fritz Conijn, die dit gedeelte van zijn verzetswerk in het begin van 1944 overdroeg aan Jan Soutendijk, aangezien hij meer tijd wilde besteden aan KP-werk.

Als geldinzamelaars, onderzoekers en uitbetalers fungeerden veelal leden van de LO. De organisatie die zeer nauw met het NSF samenwerkte.


Bron: Wikipedia

Kapitein Abraham Filippo