Huiszoeking aan de Nieuwpoortslaan

In Alkmaar bestond de verzetsgroep met als codenaam “4710”. Het onderdeel van die groep, waarvan de broers Wim en Jo van de Veen lid waren, bestond uit ongeveer 16 man.

Jo van de Veen vertelt:

Op zondag 18 februari 1945 waren Wim en ik 's middags bij een overbuurman, die ook lid was van 4710, aan het kaarten. Daar kregen we die middag een oproep dat we ons direct moesten melden in een huis aan de Emmastraat in Alkmaar. Toen we daar aankwamen bleek de groep bijna compleet te zijn en werd ons al gauw verteld wat de reden was van de oproep.

Vanuit de gevangenis in Alkmaar zou een transport gevangenen, die ter dood veroordeeld waren, overgebracht worden naar Amsterdam.

De bedoeling was dit transport te overvallen en de gevangenen te bevrijden. Het wachten was op bericht over het tijdstip en route. Uit het bericht dat eindelijk kwam, bleek dat het transport al weg was via een andere route dan was verwacht en op een ander tijdstip.

Die nacht is de Sicherheitsdienst en de Landwacht in actie gekomen en hebben bij diverse mensen van onze groep, ook bij ons, invallen gedaan. Er zijn toen vijf of zes man gepakt en vijf weken later doodgeschoten. We hebben het nooit kunnen bewijzen maar het sterke vermoeden bestaat dat één van die zestien man de boel heeft verraden met alle beroerde gevolgen”.

De inval op het huis aan de Nieuwpoortslaan 100 in Alkmaar van de broers Wim en Jo van de Veen, is door de jongste broer van het gezin van vijf broers, toen de 14-jarige HBS-scholier Bert van de Veen, in het najaar van 1945 in een opstel vastgelegd.


Frans de Munk op bezoek

Het is februari 1945. In de nacht van 18 op 19 februari is bij een paar ondergrondse strijders een inval gedaan. Helaas met succes. 's Maandags zijn wij dan ook druk in de weer om ons huis minder gevaarlijk te maken. Stenguns, patronen en handgranaten, evenals onze radio, worden bij een paar vertrouwde kennissen ondergebracht. Een kristal-ontvangertje kunnen we zelf opbergen in een dubbele kastbodem.

En 's avonds zetten wij het “luik” open. Tussen de vloer van de voorste slaapkamer en de kasten in de achterkamer beneden, is namelijk een ruimte van één meter hoog en vijf meter lang. In de vloer van de slaapkamer is een luik gezaagd; daar weer overheen het zeil met een klein kleedje en een stoel. Ziedaar het luik, dat we altijd dankbaar zullen blijven! Ook in de schutting, achter in onze tuin, hebben we een luik gezaagd. Hierdoor kun je mooi op het sportpark vluchten.

Het is nacht, iedereen slaapt. Plotseling schrikken we wakker. We horen het ijzeren hek van de voortuin over de grond piepen. Vreemden weten niet dat ze dit hek moeten optillen, vandaar dat we het zo gelaten hebben. Er is dus onraad. Wordt er gebeld? Of dromen we? Lang hoeven we daar niet over na te denken, want er wordt een stevige ruk aan de bel gegeven. Ik vlieg uit mijn bed, bij mijn oudste broer vandaan, naar de kamer van mijn andere twee broers. Die zijn ook al druk bezig uit bed te komen. Nauwelijks zijn ze er uit, of ik lig er al in. Dan rennen ze naar het luik.

Moeder gaat intussen vragen wat er eigenlijk aan de hand is. Er is namelijk voor de derde keer gebeld, waarbij tevens op de deur getrapt wordt. Het raam van de kamer is nog niet open of daar brult een stem van beneden: “Doe open!! Politie!!”

“Een ogenblik” zegt moeder. ”Kom naar beneden en doe de deur open!!” wordt er weer gebruld. Ondertussen zijn mijn oudste broer met zijn verloofde bezig Jo en Wim in het luik te stoppen.

Moeder gaat naar beneden om de deur open te doen. Ze kan echter de sleutel niet zo vlug vinden, hetgeen de kerels woest maakt. Eindelijk is de deur open en meteen stormen vier man met machinepistolen in de aanslag naar binnen. De leider gooit de deur van de voorkamer open en brult: “Wie is die hier in die kamer?!” “Niemand” antwoordt moeder rustig. “Is er nog manvolk aanwezig” wordt er naar boven geroepen. “Jawel”, zegt mijn broer bovenaan de trap. “Kom naar beneden!!”. Als hij beneden is moet hij meteen zijn handen omhoog doen en wordt gefouilleerd. Zijn naam schijnt ook nogal naar hun zin te zijn; ze knikken tenminste vergenoegd naar elkaar. Dan wordt hij onder bewaking naar de voorkamer gebracht. Intussen zijn twee man naar de achterkamer gegaan, op zoek naar wapens. Eén gaat achter het bureau zitten, terwijl de ander een kast voor zijn rekening neemt. De leider, die naar boven is gegaan, roept de kerel uit de voorkamer naar boven. Met mijn broer. Het zou voor hem een onmogelijkheid zijn geweest om in het luik te gaan, want dan stond zijn bed leeg.

De leider gaat de boel eens onderzoeken. Alle kasten kijkt hij na. In de bedden en eronder. Ook bij mij komt hij. Hij vraagt wie daar ligt, bekijkt mij even met een zaklantaarn, loert onder het bed, spreekt nog een geruststellend woord (!) en verdwijnt. Dan, als hij alles bekeken heeft – hij stond zelfs een keer op het luik – gaan ze weer met z'n allen naar beneden.

Een bevel naar een van de kerels in de achterkamer. Deze gaat naar de keuken, doet de buitendeur open en roept iets naar buiten. Even later komen ze met z'n drieën terug! Het zijn nu bij elkaar: een officier van de Landwacht met een SD pet op (waarschijnlijk Frans de Munk), een officier of onderofficier van de Grüne Polizei en vier manschappen. Even later vertrekken ze, mijn broer als arrestant meenemend.

Twee minuten later halen we Jo en Wim uit het luik vandaan. Die hebben een benauwd half-uurtje gehad! Dan blijkt dat Wim zijn jasje, met al zijn papieren, plus nog levensgevaarlijke illegale paperassen, bij zijn bed had laten hangen........ Beneden voor de kachel blijkt een grote stapel stuk gescheurde illegale kranten te liggen, als aanmaakpapier. We hielden namelijk altijd tamelijk wat kranten over van de verspreiding. Aan de kapstok hangen vier verschillende herenjassen. Niets hadden ze gemerkt!!

Daarna gaan Jo en Wim naar het zomerbad, waar de badmeester woont die een vriend van hen is. Als het vier uur is gaan de verloofde van mijn oudste broer en ik andere leden van de groep bij ons in de buurt waarschuwen.

Mijn oudste broer is intussen op het Weeshuis in zwaar verhoor genomen. Dan hebben ze eindelijk in de gaten dat ze de verkeerde hebben. Mijn broer zei natuurlijk dat Jo en Wim iedere avond weggingen. Waarheen, ja, dat hadden ze nooit gezegd! Daarna hebben ze hem tot 's avonds in een douchecel laten zitten, zonder eten te brengen. Gelukkig had moeder 's nachts nog wat meegegeven en kon hij dus toch eten. 's Avonds wordt hij naar het Lyceum gebracht. Wij zijn intussen op alle mogelijke manieren bezig om hem vrij te krijgen. Eerst zonder succes, maar dan komen wij er op woensdag achter dat de commandant in Alkmaar, Hauptman Wanneke, om te kopen is. Een goede kennis van ons (een Duitse van origine!) stelt Karel I sigaren en boter beschikbaar. Ettelijke keren worden we van het kastje naar de muur gestuurd, maar eindelijk heeft mijn broers verloofde succes in een hotel in de Langestraat in Alkmaar. Donderdagmorgen komt mijn broer weer thuis! Jo en Wim hebben ze niet te pakken gekregen en de inval was dus mislukt.


P.S. : Gewapend met een melkemmertje als camouflage, gingen de verloofde van mijn broer en ik na afloop van de spertijd om vier uur 's morgens de straat op. Op 155 woonde iemand van de verzetsgroep die eigenlijk helemaal niet voorbereid was op een inval. Hij kon nog tijdig wegkomen. Hoe tijdig, bleek later, toen we hoorden dat ze die nacht bij een oude dame op nummer 55 waren geweest. Het verkeerde adres, dus! Andere leden van de verzetsgroep, die al eerder waren opgepakt, zijn naderhand op het kruispunt bij Limmen gefusilleerd.

De omkoopbare Hauptman Wanneke heeft twee weken later zelfmoord gepleegd.


Bron: Bert van de Veen, Zuidoostbeemster ; adaptalkmaar.nl