September 1944 - Spoorwegstaking in Alkmaar

De kinderen van Versteeg moeten allen onder de wol” luidde in september 1944 de boodschap. Deze zin werd niet op de radio voorgelezen, maar was de geheime code die de NS-directie afgesproken had met een verzetsman die in verbinding stond met de Nederlandse regering. De code werd gegeven nadat het stakingsbevel op Radio Oranje was uitgezonden, zodat de NS-directie er zeker van kon zijn dat het bedrijf in opdracht van de regering echt in staking moest.

Al in 1942 was in de illegale krant De Waarheid een veelzeggende oproep verschenen aan het adres van de NS van de hand van verzetsvoorman Gerrit van der Veen om een onmiddellijk een einde te maken aan het vervoer van politieke gevangenen en joden. “Spoorwegpersoneel, machinisten, bedenkt dat iedere trein die geladen met slaven door u vervoerd wordt, ter slachtbank gaat!”

Het zou ruim vier bezettingsjaren duren voordat de NS een einde maakte aan de onderdanige houding en het vervoer naar concentratiekampen. Evenals het vervoer van vijandelijke soldaten en oorlogsmaterieel. Het bedrijf werd er herhaaldelijk door de bezetter voor geprezen.

Plichtsbetrachting, discipline en punctualiteit leidden tot de opvatting dat “wat er ook mocht gebeuren, de NS altijd moest blijven rijden”. De NS-directie sprak zich in een dienstorder van 20 mei 1940 dan ook uit voor “loyale samenwerking met de Duitsche autoriteiten”.

Die houding leidde later tot aanslagen van het verzet op treinen waardoor de leiding van het bedrijf wel gedwongen werd contact te leggen met het georganiseerd verzet. Maar de eerder genoemde Hupkes wees een staking af, tenzij de order daarvoor uit Londen zou komen. Bovendien wilde hij overleg voeren met één aanspreekpunt van het verzet.

De oproep tot staken komt voor veel betrokkenen als een verrassing. Volgens Radio Oranje zou er na rijp beraad toe besloten zijn door de Nederlandse regering in ballingschap. De meeste ministers horen ervan via de radio en merken pas later dat het initiatief tot de staking in werkelijkheid uitging van het geallieerd opperbevel, ter ondersteuning van de ambitieuze Operatie Market Garden, een poging om bij Arnhem via de Rijn door te stoten tot Berlijn. Eisenhowers hoofdkwartier hield het Nederlandse kabinet bewust buiten de stakingsplannen, die de geallieerde operatie moest ondersteunen en de aanvoer van Duitse soldaten en materiaal verhinderen.

Het gevolg van het gebrek aan planning en organisatie was een chaotisch begin, waarbij de stakingsoproep terecht kwam bij slecht voorbereide individuele werknemers. Enkel in Friesland en het westen van het land werd de oproep massaal beantwoord. Het verwachte snelle succes bleef uit en de effecten van de spoorwegstaking bleken op langere termijn desastreus. Het vervoer van voedsel en brandstoffen naar het westen van het land kwam tot stilstand, wat de effecten van de Hongerwinter zou verergeren. Maar de regering liet op 25 januari 1945 weten dat de staking zou worden voortgezet.

Ook in Alkmaar werd er gestaakt. Door de Duitsers werd aan niet-stakers dubbel loon en een dubbel aantal distributiebonnen in het vooruitzicht gesteld.

Volgens Rens van Lienen, spoorwegstaker vanaf het eerste uur, deed slechts een enkeling niet mee. Maar er is ook een ander geluid. In het archief van de spoorwegstaking is een gedetailleerd verslag van wagenvoerder A. Steenis, Alkmaars correspondent van de ambtelijke personeelsraad der Nederlandse Spoorwegen. Het beeld dat Steenis van de staking op het Alkmaarse station schetst is ronduit ongunstig: hij signaleert bij de aanvang van de staking aarzelend optredende chefs en veel werkwilligheid.

Eind 1944 waren er van de 110 werknemers nog 70 personen op het station werkzaam. Pas nadat de werkwilligen niet meer konden profiteren van de stakingskas liep het aantal niet-stakers terug naar 20.

Maar hoe moesten de ondergedoken NS’ers worden voorzien van voedsel en geld? Het blijkt een grote klus om aan voldoende geld te komen. Er was gerekend op een korte staking en niet op een die acht maanden zou duren.

In zijn boek "Aan de Maliebaan" beschrijft Ad van Liempt hoe Marie-Anne Tellegen, bewoonster van Maliebaan 72bis en buurvrouw van de Sicherheitspolizei Maliebaan 74, een verbindende en dirigerende centrale figuur speelt die de touwtjes in handen heeft of neemt bij de financiering van de 30.000 stakende NS-medewerkers. Tellegen had uitstekende contacten met de meeste sectoren van het verzet en klopte aan bij het Nationaal Verzet, dat via de kassen van de Nederlandse bank over miljoenen guldens kon beschikken.

Via koeriersters per fiets werden de zogeheten “roggebroodjes”, pakketten van vijfhonderd biljetten van honderd gulden, verspreid en verdeeld onder de gezinnen van de stakers en degenen die onderduik aanboden. In Alkmaar was de LO en het NSF betrokken de stakende spoormensen te voorzien van hun salaris. Ook Van Lienen had daarbij een rol.

De Duitsers hadden gewaarschuwd dat een staking de voedselvoorziening in gevaar zou brengen. Ze maakten dat dreigement waar: terwijl Duitse militairen met in ons land binnengereden Duitse treinen eigen transporten verzorgden, leed vooral het westen van Nederland onder de Hongerwinter. Aangezien het zuiden van Nederland, met zijn kolenmijnen, reeds was bevrijd, stellen anderen echter dat er ook zonder een Spoorwegstaking problemen bij de voedselvoorziening en -bereiding zouden optreden, ware het op mindere grootte. Veel van het Nederlandse spoorwegmaterieel werd door de Duitsers afgevoerd naar het oosten. Het meeste materieel dat in de Russische bezettingszone stond ten tijde van de Duitse capitulatie zou nooit meer in Nederland terugkeren, waardoor de NS na de oorlog met grote tekorten kampte.

Het staat echter ook vast dat de staking de Duitse oorlogsmachine heeft gehinderd en een stimulans betekende voor het Nederlandse verzet. Door de staking stond het Nederlandse spoorwegpersoneel niet langer meer bloot aan luchtaanvallen door geallieerde vliegtuigen.


Bronnen:Verzet in West-Friesland, Van Baarwww. vakbondshistorieAlkmaarse Courant 28-09-1991Wikipedia