Luchtverdedigingsgroep Alkmaar

Voor de Commandant van het Depot Luchtartillerie, Kolonel H.F.H.C.C.A. von Freytag Drabbe, kwam de oorlog in de morgen van 10 mei 1940 geheel onverwachts. Evenals andere depotcommandanten in Nederland was hij niet ingelicht over de naderende dreiging aan de grens, die met een bericht op de avond van 9 mei was uitgegaan van de Opperbevelhebber van Land en Zeemacht. De waarschuwing was niet verzonden aan de wapeninspecteurs zodat de onder hen ressorterende depotcommandanten ook niet waren ingelicht. De talrijke gedurende de nacht van oost naar west overvliegende vliegtuigen hadden de depotcommandanten geen aanleiding gegeven om speciale maatregelen te treffen met betrekking tot de paraatheid van het personeel.

Toen in de vroege ochtend van 10 mei 1940 het vliegveld Bergen werd gebombardeerd nam Kolonel Freytag Drabbe direct maatregelen. Hij gaf zijn ondercommandanten opdracht hun eenheden gevechtsgereed te maken. Toen hem het telefonische bevel van de waarnemend inspecteur der artillerie "Troep geconsigneerd, volledig uitgerust en bewapend, overvalcommando’s gereed houden” om 05.45 uur bereikte, was dit bevel door de depotcommandant al grotendeels uitgevoerd. Het bij het depot aanwezige oefenmateriaal werd rond Alkmaar opgesteld.

Omstreeks 07.15 uur stonden in stelling:


tl = tegen luchtdoelen


licht vuurmond   2 cm tl no.1 (Oerlikon)

licht vuurmond   2 cm tl no.2 (Scotti) 

licht vuurmond   4 cm tl (Bofors)

zwaar vuurmond 7,5 cm tl no.1 (Vickers)


In de loop van de morgen van 10 mei ontving de depotcommandant aanvulling op zijn munitie waardoor het mogelijk was om nog twee pelotons 2 tl te formeren. Deze kwamen om 13.00 uur in stelling bij de fabriek van Ringers en het luchtdoelartillerie barakkenkamp aan de Westerweg. Later op de dag formeerde hij nog twee pelotons met M25 Spandau luchtdoelmitrailleurs die om ongeveer 21.00 uur in stelling gingen bij het benzinedepot aan het Noord-Hollands kanaal.

In de vroege morgenuren was de luchtdoelartillerie, 24e en de 165e Batterij, in actie gekomen. Echter zonder waargenomen resultaten.

Op 11 mei omstreeks 08.30 uur kregen de drie in het noorden opgestelde pelotons 2 tl de kans te tonen wat ze waard waren, toen vijandelijke bommenwerpers, tijdens hun aanval op het vliegveld Bergen, binnen hun vuurbereik kwamen; met zekerheid is vastgesteld dat er drie bommenwerpers werden geraakt. In de loop van die dag konden nog enige vuurmonden en mitrailleurs schietklaar in stelling worden gebracht. Op 11 mei kwamen de pelotons nog éénmaal in actie toen de Duitsers tussen 16.00 uur en 16.30 uur vliegveld Bergen nog tweemaal aanvielen.

De depotcommandant, die ook als kantonnementscommandant optrad, oordeelde, om tactische en organisatorische redenen, het beschikbare luchtverdedigingsmiddelen onder één commando te moeten plaatsen. Bij kantonnementsorder no. 278 gelastte hij daarom de vorming van de luchtverdedigingsgroep Alkmaar en stelde deze onder commando van de Kapitein G.J. Verweij.

De 24e en 165e Batterij luchtdoelartillerie, die eerder de ochtend van 10 mei in actie waren gekomen, werden niet in de luchtverdedigingsgroep opgenomen omdat de depotcommandant het bevel van de waarnemend Inspecteur der Artillerie had ontvangen de beide batterijen ter beschikking te stellen aan de commandant van de luchtverdedigingskring Amsterdam. Nog dezelfde dag werden beide batterijen marsvaardig gemaakt en vertrokken zij naar hun nieuwe standplaats.

Kapitein Verweij, Commandant van de nieuwe Luchtverdedigingsgroep Alkmaar, had de beschikking over drie groepen:


De stellingveranderingen die uit de groepsindeling het gevolg waren, werden in de nacht van 11 op 12 mei uitgevoerd. Op 12 mei om 03.00 uur waren alle pelotons vuur gereed in hun nieuwe stellingen. (De verlaten stellingen werden als schijn stellingen gehandhaafd in de hoop dat de Duitsers, die verschillende verkenningen had uitgevoerd, hierdoor zouden worden misleid.)

Naar aanleiding van een verzoek van de Commandant luchtverdediging ontving de depotcommandant op 12 mei van de waarnemend Inspecteur der Artillerie telefonisch het bevel om een peloton 2 tl No.1 te verplaatsen naar het vliegveld Middenmeer. Dit peloton werd aan Groep 1 ontrokken, en in de nacht van 12 op 13 mei meldde de pelotonscommandant zich met zijn peloton bij de Commandant van het 21e Batterij luchtdoelartillerie. 

De andere pelotons kwamen in de namiddag van 12 mei opnieuw in actie toen rond 17.00 uur een aantal vijandelijke bommenwerpers boven Alkmaar verschenen. Er werden enige treffers geplaatst.

Op 13 mei gaven de pelotons omstreeks 12.00 uur enige vuurstoten af op een vijandelijk verkenningsvliegtuig dat zich goed aan de schoten wist te onttrekken door bescherming van de wolken op te zoeken. In de loop van die avond ontving de depotcommandant nogmaals een bevel van de waarnemend Inspecteur der Artillerie om een peloton 2 tl no.2 af te staan. Dit keer aan de Commandant Luchtverdediging Kring Amsterdam ter verdediging van het sluizencomplex in IJmuiden. De Commandant onttrok het peloton aan de 3e Groep dat op 14 mei vertrok naar IJmuiden.

In verband met de mogelijkheid van een vijandelijke landing op de kust van het IJsselmeer ten noorden van Amsterdam, ontving de depotcommandant op 14 mei om 09.45 uur de opdracht om alle pelotons naar Den Haag te verplaatsen. De Opperbevelhebber van Land en Zeemacht had namelijk besloten Noord-Holland, ten noorden van het Noordfront van de Vesting Holland, met uitzondering van de Stelling van Den Helder, te ontruimen. Dit bevel werd kort daarop weer herzien zodat één peloton 2 tl no.2, beschikbaar kwam aan de Luchtverdedigingskring Amsterdam met als opdracht stelling te nemen ten zuiden van Haarlem. Terwijl de pelotons 2 tl no.1 zich moesten melden in Den Haag. 

Omdat er voor de verplaatsing nauwelijks voertuigen beschikbaar waren, die moesten nog lokaal gevorderd worden, liep de verplaatsing ernstige vertraging op. Daardoor kon de voor Haarlem bestemd colonne pas om 15.30 uur vertrekken en de colonne voor Den Haag pas om 18.15 uur. Hiermee kwam aan de luchtverdedigingsgroep Alkmaar een einde. Vermoedelijk zijn er in het korte bestaan van deze groep zes vijandelijke vliegtuigen neergeschoten.


Welke wapens werden er door de luchtverdedigingsgroep bij het vliegveld Bergen gebruikt: 

Spandau M.25

Eind 1918, na WO1, toen de Duitse troepen deels over Nederlands grondgebied terugtrokken, werden de Duitse wapens aan onze grensposten ingeleverd. Onder de ingeleverde wapens waren vele Spandau MG.08 mitrailleurs, de standaard zware mitrailleur van de Duitse landmacht. De Spandau was een exacte Duitse versie van de Maxim uit 1908. (Het Maxim machinegeweer is een vuurwapen ontwikkeld door de Amerikaan/Engelse ingenieur Hiram Maxim (1840-1916). Door de terugstoot-energie, die vrijkomt bij het afschieten van een patroon, werd automatisch een volgende patroon in het wapen geladen. De aan onze grenzen in beslag genomen wapens werden later aan de Duitse regering netjes betaald, zoals het de neutrale Hollander betaamde! In eerste instantie werden de wapens in depot opgeslagen. Pas midden jaren twintig werden de wapens officieel als wapens ingedeeld voor depottroepen en de luchtafweereenheden. Dit was immers goedkoper dan moderne wapens aanschaffen. De Spandau mitrailleur was oorspronkelijk een zeer betrouwbaar wapen, maar de exemplaren die aan onze grenzen waren geconfisqueerd waren vooral erg versleten door het intensieve gebruik. Ze zouden tijdens de meidagen in het algemeen genomen dan ook slecht functioneren. Er zijn relatief vele gevallen bekend waarbij wapens helemaal niet bleken te kunnen vuren of na enkele schoten uitvielen. Bij sommige luchtdoelpelotons (vier mitrailleurs) bleken op 10 mei 1940 zelfs drie of vier wapens compleet dienst te weigeren! De Spandau zware mitrailleur zou tijdens de meidagen vrijwel alleen worden gebruikt als luchtafweerwapen, en dan vooral ingezet bij de luchtdoelartillerie als ondersteuning tegen laag vliegende vijandelijke toestellen. Gezien de lage vuursnelheid was het wapen niet speciaal voor deze rol geschikt, maar geen van onze zware mitrailleurs had een hogere vuursnelheid. 

Bon foto's: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Bron foto's: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Oerlikon 2 tl. No. 1

Het wapen had een gewicht van 59 kilogram en een affuit van 110 kilogram. De 2 cm munitie van de 2 tl was zogenoemde schokbuismunitie, dat wil zeggen dat het tot ontploffing kwam bij aanraking met een doel. Om enige schade toe te brengen aan een luchtdoel was het dus van belang dit daadwerkelijk te treffen. Werd het doel gemist, dan vond op maximale dracht zelf detonatie plaats. Met een vuursnelheid van 180 schoten/minuut, een gewicht van het projectiel van 134 gram en lichtspoormunitie, zou het wapen met recht de Nederlandse benaming “luchtdoelmitrailleur” krijgen. Hoewel de explosieve kracht van het projectiel niet erg indrukwekkend was, werd wel degelijk zodanige schade toegebracht dat verder vliegen vaak onmogelijk maakte. Vanwege de lichte constructie was het wapen snel te richten. 

Vuur uitbrengen kon op twee manieren:

Om effectief vuur uit te brengen met 2 tl wapens gaf men vaak door middel van snel opeenvolgende korte vuurstoten een perimetervuur af. Meestal in combinatie met een of meerdere andere stukken 2 tl, werd een verticaal vlak bevuurd dat kort voor de vijandelijke toestellen lag. De overkomende vliegtuigen moesten hier doorheen en de kans dat deze hierbij geraakt werden, bij een vlieghoogte lager dan 1.000 tot 1.500 meter, was relatief groot. Het 2 tl geschut vond zijn weg naar de negen compagnieën Luchtdoel Mitrailleurs van het Veldleger en bij het Vrijwillige Landstorm Korps Luchtafweerdienst (VLSK LAD). Het vervangingsprogramma van de Luchtdoelmitrailleurs was op 10 mei 1940 nog niet afgerond, waardoor elke compagnie een verschillend aantal 2 tl vuurmonden had. Bij het VLSK LAD kreeg de 2 tl een plaats in en rond de grote steden, bij belangrijke fabrieken en andere strategische plaatsen. Deze vuurmonden werden betaald uit particuliere fondsen en mede daarom ingezet bij belangrijke industrieën.

Scotti-Isotta Fraschini 2 tl No. 2

De 2 tl No.2 Scotti vuurmond schoot 20 mm kaliber patronen met een hulslengte van 137 mm en een gewicht van 320 gram. De brisantgranaat met lichtspoor, had een messinghuls met gordel en groef en voorzien van een schokbuis. De levering van 20 mm luchtdoelgeschut door Oerlikon aan Nederland stokte in september 1939 (begin van WO2) omdat de Zwitserse regering de productie voor eigen gebruik opeiste. Daarom zocht de Nederlandse legerleiding naar alternatieven om 2 tl luchtdoelgeschut te bemachtigen. Dit werd gevonden bij Scotti-Isotta Fraschini. Er werden 100 vuurmonden 2 tl aangekocht. De eerste levering van 4 vuurmonden kwam begin januari 1940. Op 4 maart 1940 volgde een tweede bestelling voor nog eens 100 vuurmonden. Medio maart volgde de tweede levering van 16 stuks en begin april nog eens 15 stuks. (Een levering van 11 stukken die op 14 mei 1940 de Hembrug fabriek in Zaandam bereikte is met mysteries omgeven. Want hoe was het mogelijk dat deze levering zomaar door oorlogsgebied kon rijden. Of dit verhaal op waarheid berust valt niet met zekerheid te zeggen, in ieder geval zijn deze vuurmonden niet meer ingezet.) Van de eerste order van 100 vuurmonden werden er uiteindelijk 46 geleverd. De vuurmonden 2 tl No.2 Scotti zijn na de capitulatie in mei 1940 spoorloos verdwenen; ze zijn ongetwijfeld door de bezetter ergens ingezet. 



Bron: wikipedia
Bron: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Bofors 4 tl

In de jaren 1935-1937 werden proeven gedaan met 4 cm geschut van Bofors en enkele andere merken. De keuze viel op het Zweedse merk dat krachtig vuur uit kon brengen op vliegtuigen beneden drie kilometer. De Bofors 4 cm tl deed dit met een vuursnelheid van 120 schoten per minuut. Het wapen verschoot lichtspoorgranaten met een schokbuis en stond internationaal goed bekend. De aflevering van de vuurmonden geschiedde traag. Begin 1939 waren en pas 12 geleverd en werd de wapenexport in Zweden verboden. De Nederlandse regering nam toen haar toevlucht tot de in licentie in Polen vervaardigde stukken. Daarvan bereikte er maar 36 stukken Nederland. Van een volgende geplaatste order in Hongarije bereikte er slechts tien Nederland. 


Vickers 7,5 tl No.1

De Engelse Vickers vuurmonden tl met een kaliber van 7,5 cm waren in mei 1940 een modern wapen. In 1935 werd het wapen gekocht bij Vickers-Armstrong, later werden deze in licentie gebouwd door de Artillerie Inrichtingen Hembrug. Het Vickers luchtdoelkanon had een vuursnelheid van maximaal 11 schoten per minuut. Een projectiel (brisantgranaat van 6,5 kg met tijdbuis) had een aanvangssnelheid van 830 meter per seconde. Het maximale bereik was rond de 8.000 meter, maar het effectieve plafond lag op 6.000 meter. 

Een doeltreffend vuur kon vanwege de hoge snelheid en wendbaarheid van het luchtdoel alleen worden bereikt met speciale richt-, meet- en rekentoestellen. Deze toestellen waren centraal opgesteld en zonden de schietgegevens langs elektronische weg naar de vuurmonden. De kanonniers hoefden niet rechtstreeks op het doel te richten, doch hadden met hun handwerk alleen maar enkele bewegende wijzers te volgen. Voor de bediening van het vuurleidingstoestel waren maar liefst acht manschappen nodig met heel wat kennis en vaardigheid en als team getraind in nauwkeurig en snel werken. Maar passeerde een luchtdoel de batterij op een afstand van minder dan 1.000 meter, of als het luchtdoel een bruuske verandering in snelheid, richting of hoogte maakte, of als het luchtdoel onder een hoek van minder dan 10º ten opzichte van de horizon vloog, dan viel de vuurleiding uit.

Ondanks deze gebreken had de luchtverdediging in de kanonnen een uiterst doeltreffend wapen, met name tegen langzamere transportvliegtuigen en bommenwerpers. In mei 1940 beschikte de Nederlandse luchtdoelartillerie over 69 van deze wapens, waarmee in het land tientallen Duitse vliegtuigen zijn neergehaald. 

Bron beide foto's: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie