Luchtbescherming en Luchtwacht

In geval Nederland in een oorlog werd betrokken, vijandelijke luchtstrijdkrachten mogelijk naast militaire doelen ook burgerdoelen zouden aanvallen. Om de kansen op aanvallen vanuit de lucht zoveel mogelijk te verminderen en de gevolgen van die aanvallen te beperken, moesten er maatregelen worden voorbereid en uitgevoerd. Elke gemeente werd aanbevolen een autoriteit of ambtenaar aan te wijzen als hoofd van de luchtbeschermingsdienst (LBSD) ter plaatse en hem op te dragen om voor de voorbereiding en uitvoering van de LBSD te zorgen. Bij wet van 28 april 1936 is de burgemeester de leiding van de luchtbescherming in zijn gemeente opgedragen. De LBSD wordt georganiseerd en aangevoerd door het hoofd van de LBSD, die voor zijn werkzaamheden verantwoordelijk is aan zijn burgemeester. 

De LBSD van Alkmaar kende verschillende hulpdiensten:
- Geneeskundige dienst, met als hoofd de Geneesheer directeur van het Centraal Ziekenhuis
- Brandweer, met als hoofd de commandant Brandweer
- Opruimingsdienst, met als hoofd de directeur Gemeentewerken
- Ontsmettingsdienst, met als hoofd de directeur  Keuringsdienst
- Politie, met als hoofd de Commissaris van Politie
- Kleine hulpdiensten:
  - administratie
  - uitkijk- en luisterdienst
  - waarschuwings- en alarmeringsdienst
  - ordonnancen
  - chauffeurs,
    die rechtstreeks onder het hoofd van de LBSD  vallen.

De commandopost van het hoofd LBSD is gevestigd in het Waaggebouw, waar het op 28 mei 1939 haar intrek neemt. 

Luchtbeschermingsdienst neemt op 28 mei 1939 haar intrek in het Waaggebouw.

Verduisteringsmaatregelen

Knijpkat van Philips

Verplichte verduisteringsmaatregelen werden gedurende de bezetting in Nederland in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers ingevoerd. De bedoeling van deze verduisteringsmaatregelen was om te voorkomen dat geallieerde bommenwerpers hun weg naar Duitsland zouden vinden of materiaal zouden droppen. De navigatie werd hierdoor bemoeilijkt, hoewel niet onmogelijk gemaakt. 

In de praktijk betekende verduistering dat de burgers verplicht waren te voorkomen dat door ramen of andere openingen licht naar buiten kon schijnen. De LBSD zag erop toe dat de verduistering volledig werd toegepast. Was er buiten toch licht te zien dan werd de bewoner van het pand gesommeerd de ramen te blinderen. 

Dit blinderen gebeurde vaak niet met conventionele gordijnen, maar met zwarte verf of zwart papier. Hierdoor lekte er nauwelijks een straaltje licht naar buiten. Bij de verduistering van gebouwen bleef het niet. Straatverlichting werd niet meer ontstoken en lampen van auto's en fietsen mochten maar heel weinig licht uitstralen. Hierdoor was het erg donker op straat. Dit was niet zonder risico, mensen verongelukten soms doordat ze in het duister de weg kwijt raakten. Om bij te lichten werd vaak een knijpkat gebruikt. Bij het Waagplein, op de plek waar veel personen na cafébezoek als gevolg van de verduistering in het water lopen, wordt een EHBO-post ingericht. Door de verduisteringsmaatregelen is er geen Sint-Maarten.

Alleen al in het laatste halfjaar van 1940 maakte de verduisteringsmaatregel in een korte periode negen slachtoffers.:


Bron: Alkmaar 1940-1945, kroniek van de bezettingsjaren ; Adaptalkmaar ; oorlogsleven.jimdofree.com

Luchtwachtdienst

Toen er nog geen radar bestond, vertrouwde het leger voor de bewaking van het Nederlandse luchtruim op de ogen en oren van gewone burgers. Hiervoor was de luchtwacht opgericht, een semi-militaire organisatie die uit vrijwilligers bestond. Op 7 oktober 1939 nam de garnizoenscommandant van Alkmaar, de reserve Luitenant Kolonel H.C. Honig, het besluit dat er een luchtwachtpost moest komen in Alkmaar. De keus was gevallen op het waaggebouw aangezien dit toen het hoogste gebouw was midden in de stad. De post werd geplaatst op de eerste omloop van de toren en had tot taak het waarnemen van vliegbewegingen van vooral militaire toestellen, waarbij het voornamelijk ging om nationaliteit, type, hoogte, uit welke richting ze kwamen en waar ze heen vlogen en op welk tijdstip dit gebeurde. Nederlandse militaire vliegtuigen hoefde men niet te melden.
Een dienst bestond uit 24 uur en begon om 19:00 ‘s avonds. Er was ook een wachtlokaal waar de rest van de luchtwachtdienst verbleef. De uitrusting van een luchtwachter bestond uit een veldmuts, koppel met bajonet en een broodzak.
Buiten, op de omloop van de toren, bevonden zich altijd twee man met een verrekijker die om de twee uur werden afgelost. De totale bezetting bestond uit zes man, en een sergeant die als wachtcommandant fungeerde, hij was tevens verantwoordelijk voor de orde en netheid in het wachtlokaal. Tijdens een bombardement of luchtaanval diende de post ook om branden of bominslagen te melden. Een melding werd in tweevoud opgemaakt op een voorgedrukt meldingsformulier dat bestemd was voor het hoofd van de luchtbeschermingsdienst en de garnizoenscommandant. Branden en andere ongeregeldheden moesten direct gemeld worden aan politie of brandweer. Het inventaris van een luchtwachtpost bestond uit twee herkenningsplaten voor militaire vliegtuigen, twee lijsten voor herkenning van de burgerluchtvaart en één kijker.