82) Burgemeester Palingstraat 17

Herbert Lebram

* 25-08-1901 Berlijn (D) - overlevende onderduik

Ursula Lebram-Moses

* 30-08-1917 ? (D) - overlevende onderduik

Margot Lesser

* 29-07-1910 ? (D) - overlevende onderduik


Zomer 1944 in Alkmaar. Maartje van der Hartingsveldt in bloemetjesjurk temidden van familie. Rechts boven de onderduikers Ursula Lebram en Margot Lesser.

Bron: "Opgedoken", Herbert Lebram, Uitgeverij Louise, 2011

Ursula Lebram-Moses en Herbert Lebram enkele jaren voor hun vlucht uit Berlijn.

Bron: "Opgedoken", Herbert Lebram, Uitgeverij Louise, 2011

Herbert Lebram met "zijn meisjes": rechts zijn 16 jaar jongere vrouw Ursula Lebram-Moses en links vriendin Margot Lesser. Naarden, 1941.

Bron: "Opgedoken", Herbert Lebram, Uitgeverij Louise, 2011

Herbert Lebram is de zoon van Max Lebram en Carla Lebram-Beherendt en wordt op 25 augustus 1901 geboren in Berlijn. Hij heeft nog een oudere zus Vera. In Berlijn werkt hij in de mode, in de administratie en later als ontwerper, bij verschillende grote confeciebedrijven. In 1933 begint hij een eigen zaak Lebram & Wallach. Hij vlucht in januari 1937 naar Amsterdam, maar kort naar aankomst keert hij terug naar Berlijn vanwege de plotselinge dood van zijn vader op 15 januari. Hij besluit voorlopig in Berlijn te blijven om zijn moeder en zus bij te staan.

In 1934 leerde Herbert Ursula Moses kennen, een meisje dat 16 jaar jonger was dan hij. Na eerst met een andere man verloofd te zijn geweest, kiest Ursula voor Herbert en trouwen ze op 12 juli 1938.

In 1938 moet Herbert zich verantwoorden omdat hij werd verdacht van een relatie met de niet Joodse Eva Dorn, die bij hem in dienst was. Zulke relaties waren volgens de rassenwet verboden. Hij werd hiervoor vrijgesproken, maar het betekende wel dat zijn papieren werden achtergehouden. Om de verdenkingen te minimaliseren waren Herbert en Ursula genoodzaakt om zich schuil te houden. Ze plannen vervolgens om Duitsland te ontvluchten naar Amsterdam. In 1938 was de Nederlande regering al terughoudend om emigratie naar Nederland te honoreren. Alleen bij een economisch belang of aantoonbaar direct levensgevaar was dit mogelijk. Herbert weet via zakenrelaties een vaste baan aangeboden te krijgen bij het confectiebedrijf in Amsterdam van Hans Buki, om ook maar de indruk te vermijden dat hij als vluchteling naar Nederland komt. Naast deze aanstelling krijgt Ursula in december 1938 ook de benodigde reis- en verblijfsvergunning. Omdat hun papieren nog altijd achtergehouden zijn, regelt hij via een jurist nieuwe paspoorten, zodat het stel op 7 februari 1939 uit Berlijn vertrekt. Ze vliegen via Tempelhof en sturen hun bagage vooruit naar Amsterdam.

Eenmaal in Nederland komen ze regelmatig bekende gezichten tegen, zoals zijn tante Frieda Josephy met haar beide dochters Edith en Lily, die naar Naarden zijn gevlucht. Herbert begint zijn werk in Amsterdam en een betrekkelijk zorgeloze tijd volgt. In mei 1939 emigreert zijn werknemer naar Amerika en vindt Herbert een nieuwe betrekking. Daarna ontmoeten ze Margot Lesser, een vriendin die Herbert kent sinds 1926, die ook naar Amsterdam gevlucht is in de zomer van 1939 en ook in de confectie werkt. Het stel heeft het plan dat mocht de oorlog in Nederland ook uitbreken, ze naar de Verenigde Saten zouden emigreren. Reeds in Berlijn had hij de visa aangevraagd, met het verzoek het registratienummer door te geven aan het Amerikaanse consulaat in Rotterdam. Toen de oorlog in Nederland uitbreekt, krijgen ze bericht dat hun visum is goedgekeurd en opgehaald kan worden. Maar bij het bombardement van Rotterdam is het consulaat afgebrand en moeten ze in Nederland blijven. Zijn moeder, zijn zus Vera en diens echtgenoot zijn Berlijn wel ontvlucht naar Amerika via Moskow, Wladiwostok en Japan.

De situatie in Amsterdam verslechterde geleidelijk. Na de razzia's van februari 1941 in Amsterdam regelen ze verschillende schuilplaatsen. In de zomer van 1942 lopen Herbert en Margot in de fuik van een razzia. Echter, een onbekende spreekt ze aan en zegt: "hou je tas tegen de borst en loop achter me aan". En zo worden ze door een onbekende, hun Jodenster afdekkend via een steegje gered uit de gevarenzone. Daarna ontloopt Herbert ook opgepakt te worden door de Sicherheitspolizei doordat die bij het naastgelegen huis aanbelden toen hij een collega bezocht. Het wordt tijd om onder te duiken.

Via een collega van Margot, Ria Vervoort, komen ze in contact met Dave Philips en Ans Roos, die via haar contacten met de gereformeerde kerk een onderduikadres in Alkmaar regelt bij Clien en Carel van Hartingsveldt. Margot besluit al eerder, eind 1942, onder te duiken in Amsterdam. Eind februari 1942 sturen ze al hun belangrijkste spullen naar hun onderduikadres in de Burgemeester Palingstraat 17 en op 1 maart 1942 gaan Herbert en Ursula gescheiden naar Alkmaar met de trein, Herbert met Ans en Ursula met Dave. Ze hadden ook valse persoonsbewijzen weten te kopen.

Voor de onderduik wordt 30 gulden per week voor onkosten in rekening gebracht. In het begin gaan ze regelmatig 's avonds wandelen met de heer Van Hartingsveldt, aangezien ze nu geen ster meer dragen. Maar de stress weegt na verloop van tijd niet meer op tegen de ontspanning. Op 27 maart 1943 wordt het bevolkingsregister in Amsterdam overvallen door het verzet. Als gevolg hiervan worden Ans Roos, samen met haar broer Kees, die bij de politie werkt, op 13 april gearresteerd. Ans, 26 jaar, krijgt 1 jaar gevangenis straf in Kleef. Kees wordt ter dood veroordeeld.

Margot is erg ongelukkig op haar onderduikadres in Amsterdam. Er wordt geregeld dat ze bij Herbert en Ursula in Alkmaar kan onderduiken. Op zolder is een schuilplaats gemaakt achter een schot, voor het geval er gevaar is. Deze schuilplaats hebben ze meerdere keren moeten gebruiken.

Begin winter 1943 wordt er aangebeld door de Sicherheitspolizei. Doordat de heer Van Hartingsveldt, voor de deur open te doen, vraagt wie er aan de deur staat, en daarbij erg hard Sicherheitspolizei herhaalt, weten de onderduikers naar hun schuilplaats te ontkomen. Maar de Sicherheitspolizei komt niet voor hen, maar om mevrouw Van Hartingsveldt een standje te geven omdat ze eerder bij een actie van de Wehrmacht voor het inleveren van wollen dekens stennis had gemaakt. Met het alsnog inleveren van een stel wollen dekens wordt dit afgedaan.

Begin 1944 gaan Ursula en Margot vaak mee met mevrouw Van Hartingsveldt naar de gaarkeukens, omdat het steeds zwaarder wordt voor zoveel mensen te koken. In die winter wordt het schoolgebouw in de Burgemeester Palingstraat door de Wehrmacht gevorderd. Er wordt kort daarna aangebeld; Wehrmacht-soldaten moeten op de zolder zijn voor het trekken van telefoonkabels die langs de huizen gaan. De onderduikers zitten stil op hun kamers en worden niet ontdekt. Ook worden ze een andere keer door de buurvrouw Van Gool getipt over aanstaande vorderingen van fietsen, en kort daarna wordt het huis helemaal doorzocht door de Landwacht. Omdat ze op tijd in hun schuilplek zaten, worden ze niet ontdekt.

Midden 1944 wordt Arie Touw, de man van de 2e dochter van de familie, Anni van Hartingsveld, gearresteerd door de Sicherheitspolizei vanwege bezit van gestolen levensmiddelenkaarten. Door tussenkomst van Herbert, die voorstelde om Arie als TBC patiënt i.p.v. bloeddonor voor TBC patiënten, te laten registreren, wordt Arie in augustus 1944 vrijgelaten. Herbert zinspeelde met zijn voorstel op de angst van Duitsers voor besmettelijke ziektes, en dat heeft gewerkt. In juni 1944 brengt Antje Roos ook weer een bezoek na te zijn vrijgelaten uit de gevangenis in Kleef.

Burgemeester Palingstraat.


Bron beide fotos: "Opgedoken", Herbert Lebram, Uitgeverij Louise, 2011

Ursula, Herbert en Margot vlak na de bevrijding in 1945.

Uiteindelijk ontvangen ze op 5 mei 1945 van buurman Van Gool het bericht: "Duitsland heeft gecapituleerd". Herbert, Ursula en Margot staan samen langs de weg om naar de intocht van de Canadezen in Alkmaar te kijken. De eerste zondag na de bevrijding, gaan ze met Pa en Ma van Hartingsveldt mee naar de gereformeerde kerk, waar ze allen hartelijk worden onthaald. Op 18 mei vertrekken ze uit Alkmaar naar Amsterdam, waar Herbert het bedrijf van zijn oude baas weer hervat en waar hun dochter Irene Susan Margot Erna Lebram wordt geboren op 21 April 1946. Margot trouwt met Jack Lenz, gaat eerst in Londen wonen en vertrekt later naar Argentinië. Herbert en Ursula zijn in Amsterdam gebleven en op 6 januari 1950 wordt hun 2e dochter geboren, Barbara Ann Claire.

Herbert heeft zijn herinneringen opgeschreven, die in 2009 zijn uitgegeven onder de titel "Im Versteck". In 2011 in het Nederlands uitgegeven door Uitgeverij Louise als "Opgedoken".


Eerste pagina van Herbert's geschreven herinneringen.

Bron beide foto's: "Opgedoken", Herbert Lebram, Uitgeverij Louise, 2011