80) Eendrachtstraat 16

Simon Italiaander

* 05-08-1940 Amsterdam - overlevende onderduik

Simon Italiaander "Sjimmie" en Willy

Foto: famulie De Geus Alkmaar

De Amsterdamse joodse ouders, Jacob Italiaander en Rosina Italiaander-Blitz, hebben hun zoontje Simon in de oorlog ondergebracht in een Haarlems pleeggezin. Als in september 1943 de ouders van Simon naar een vernietigingskamp worden gedeporteerd, realiseren de pleegouders van Simon zich dat zij niet langer voor zijn onderhoud zullen worden betaald. Ze laten weten dat ze hem niet langer willen verzorgen.

De onderhoudstimmerman van Wasserij Krom in Alkmaar, Klaas de Geus, woonde met zijn vrouw Wilhelmina (Mina) en twee kinderen, aan de Eendrachtstraat 16 in Alkmaar. Klaas hoort over de benarde toestand van de kleine Simon. Hij hoort het van de oom en tante van het kind. Zij houden zich schuil bij de zus van Klaas, Kaatje Klok-de Geus, in de Grebmolen in Schoorldam. Klaas bespreekt het probleem van de kleine Simon met zijn vrouw. Het gezin de Geus heeft in 1943 twee kinderen, Simon (geboren op 6 oktober 1936) en Willy (van 16 juli 1941). Mina antwoordt door te zeggen: "Waar eten is voor vier, is er ook eten voor vijf". De volgende dag rijdt zij veertig kilometer met de fiets langs de zwaar bewaakte wegen van Alkmaar naar Haarlem om het kind op te halen. Zo komt Simon terecht bij de familie de Geus in de Eendrachtstraat in Alkmaar.

Klaas en Mina's zoon heet ook Simon, dus heeft het pleegbroertje vanaf de eerste dag de bijnaam “Sjimmie”. Sjimmie lijkt heel erg op zijn pleegzus, de twee jaar oude Willy. Ze zouden makkelijk een tweeling kunnen zijn, wanneer zij identieke kleding dragen. Mina is een fervent breister en begint meteen met het breien van een nieuwe garderobe voor het nieuwe lid van het huishouden.

Verschillende mensen in de omgeving kennen de ware identiteit van Sjimmie, maar Klaas en Mina verspreiden het verhaal dat zijn familie is gedood bij het bombardement op Rotterdam. Aanvankelijk weigert Sjimmie zich uit te kleden als hij naar bed moet. Hij is zo gespannen, dat hij alleen in slaap kan vallen als Mina en Klaas hem in hun bed nemen. Als Sjimmie bij de familie de Geus aankomt, lijdt hij aan oedeem. Een arts schrijft hem een dagelijks portie griesmeelpap met druiven voor en Klaas en Mina doen er alles aan om deze instructies op te volgen, wat hun spaarzame budget flink onder druk zet. Desondanks hebben Klaas en Mina nooit financiële compensatie gezocht voor de opvang van Sjimmie. Maar na de oorlog krijgt Klaas als dank voor de onderduik van Sjimmie een goede baan als vertegenwoordiger/boekhouder aangeboden bij een Amsterdamse groothandel in zuidvruchten. Zijn dienstverband bij Krom eindigt hiermee en hij verhuist samen met vrouw en beide kinderen Wilhelmina en Simon half november 1945 naar Amsterdam. Sjimmie gaat ook naar Amsterdam. Een oom en tante van Sjimmie krijgen de voogdij over hun neef. De twee families blijven heel goed contact houden; de kinderen van Klaas en Mina zijn vrienden voor het leven met Simon Italiaander gebleven.