28) Kennemerstraatweg 37

Abraham en Rozettha hadden een manufacturenzaak (geweven producten zoals zijde, katoen, wol en linnen) aan de Langestraat en woonden aan de Metiusgracht. Abraham was van ongeveer 1920 tot de uittocht uit Alkmaar op 5 maart 1942 voorzitter van de Joodse gemeenschap in Alkmaar. De zoon Aron Arend was ongehuwd en had in de tuin aan de Metiusgracht een danszaal waar hij danslessen gaf. Het echtpaar had ook een dochter Bloemetje, die aan de Kennemerstraatweg woont.

In februari 1942 wordt het huis aan de Metiusgracht door de Duitsers gevorderd en het echtpaar en Aron, gaan vanaf 11 februari 1942 inwonen bij dochter Bloemetje. Na de gedwongen wegvoering naar Amsterdam wonen Abraham, Rozettha en Aron vanaf 3 juli 1942 in de Plantage Middenlaan 16 bovenhuis. Aron blijft daar wonen als zijn ouders op 1 oktober 1942 naar de Molenbeekstraat 2 verhuizen.

Bij een razzia op straat worden Abraham samen met zijn zieke vrouw Rozetta opgepakt. Rozetta had zwaar suikerziekte en was niet in staat haar eigen koffer te dragen. Ze werd daarom door een NSB'er geslagen. Haar buurman, Leo Haagen, bood aan haar bagage te dragen. Dit werd door een Duitser toegestaan, die hem honend een jodenvrind noemde. Leo werd na spertijd door een SS'er op een motorfiets teruggebracht naar huis.

Abraham en Rozetta zijn op 6 maart 1943 naar Westerbork gedeporteerd. Op 13 maart 1943 worden ze naar Sobibor op transport gezet. Van Aron Arend is alleen bekend dat hij op 30 november 1943 in Majdanek is vermoord.

Bloemetje was op 21 juli 1931 getrouwd met Johannes van niet-Joodse afkomst, zij hadden samen twee kinderen Johannes en Lientje. Dit hele gezin overleeft de oorlog.