Het Murmellius en rector Jaap Hemelrijk

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog is het Murmellius Gymnasium een kleine school, bestaande uit zo’n 160 leerlingen en een tiental docenten, onder de bezielende leiding van rector dr. Jaap Hemelrijk.

Het Murmellius bevindt zich in deze tijd nog niet in het huidige gebouw aan de Bergerhout, maar in een deel van het landbouwhuis op de hoek Paternosterstraat/Gasthuisstraat. Ironisch genoeg biedt de economische crisis van de jaren ’30 uitkomst: er zal een nieuw schoolgebouw worden gebouwd als onderdeel van de werkverschaffingsprojecten van de overheid. Als locatie wordt gekozen voor de Bergerhout. Op 12 juli 1939 legt de zoon van de burgemeester en tevens leerling van de school de eerste steen.

In de zomer van 1939 mobiliseert ons land. Het oude gebouw van het gymnasium wordt ontruimd en de gymnasiasten krijgen op verschillende locaties in de stad hun onderwijs, onder meer in de Kapelkerk, het Hof van Sonoy en zelfs in café Het Wapen van Haarlem aan de Nieuwe Sloot. Leraren doorkruisen per fiets de stad om hun lessen te kunnen geven.

Op 10 mei 1940 is in Alkmaar de Duitse inval duidelijk merkbaar door het bombardement op het vliegveld van Bergen. Veel leerlingen en leraren zijn op school aanwezig en worden door de rector naar huis gestuurd. Pas op 23 mei worden de lessen hervat. Hemelrijk spreekt zijn zesde klas toe: “Jongens en meisjes, ik wil niet praten over datgene, wat gebeurd is of wat gebeuren gaat, maar dit wil ik wél, dat jullie wat er ook gebeurt, nooit zult vergeten, dat het goede nimmer verloren gaat en dat het kwade altijd zichzelf straft. Altijd!”.

Bron: Kaddiesj voor Joods Alkmaar, AHV

Op 2 september wordt het nieuwe gebouw aan de Bergerhout ingewijd. Wat een feestelijk gebeuren had moeten zijn, wordt een sombere aangelegenheid. Het Murmellius merkt eind 1940 welke impact de Jodenvervolging heeft op het dagelijks leven: Hemelrijk en de docenten dr. Kukenheim en dr. Van Amerongen, allen Joods, worden uit hun functie ontheven en enkele maanden later ontslagen. Dr. Kamerbeek zal tot het einde van de oorlog de functie van rector bekleden. Hemelrijk, Kukenheim en Van Amerongen zullen uiteindelijk moeten onderduiken. Het vertrek van Hemelrijk, Kukenheim en Van Amerongen maakt veel indruk op de leerlingen. Toch verwachten zij deze heren snel terug te zien en maken het hun vervangers niet al te moeilijk in de les. Van één docent wordt aanvankelijk vermoed dat hij lid is van “Zwart Front” en de leerlingen benaderen hem dan ook met grote reserve. Al snel blijkt dat dit vermoeden ongegrond is doordat de docent in kwestie via subtiele humor zijn pro-Britse en daarmee anti-Duitse houding etaleert.

Het vak Duits wordt in één klap het meest gehate vak. De leerlingen willen voor de taal van de bezetter niet langer hun best doen, hoewel hun sympathie voor en loyaliteit aan hun docente het uiteindelijk winnen van hun afkeer van Duitsland. Sinds de machtsovername van Adolf Hitler in Duitsland zijn de nazi’s gedurende de jaren dertig in Duitsland bezig geweest met het proces van Gleichschaltung, waarmee zij de totale controle over het denken en doen van de Duitsers willen krijgen. De Duitsers dienen lid te worden van allerlei nazi-organisaties en via onderwijs en media moet de nazi-ideologie overgebracht worden aan de burgers. Dit proces wordt ook doorgevoerd in de door de Duitsers bezette gebieden. Aldus krijgt ook het Murmellius hiermee te maken.

Vanaf september 1940 valt het onderwijs in Nederland onder het nieuwe departement van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming, dat onder leiding staat van Prof. J. van Dam, een nazi-sympathisant. Richtlijnen van dit departement schrijven onder meer voor dat schoolboeken die niet voldoen aan de nazi-ideologie vervangen moeten worden. Afgekeurde bibliotheekboeken worden verstopt op zolder en de conciërge van het Murmellius krijgt de opdracht niet geschikte bladzijden uit de lesboeken te snijden. Niemand op het Murmellius stelt een tomeloze ijver tentoon bij de uitvoer van deze verplichtingen. Als de leerlingen verplicht naar een voorstelling moeten van de nazi-propagandafilm Hitlerjunge Quex, komt een derde van de leerlingen niet opdagen. Rector Kamerbeek moet onder druk van de burgemeester de namen van de absente leerlingen doorgeven, maar er worden uiteindelijk geen maatregelen tegen hen genomen en de zaak loopt met een sisser af. Autoi Esmen, de leerlingenvereniging, weigert zich in te schrijven in de Cultuurkamer en wordt daardoor opgeheven. De leerlingen organiseren voortaan hun feesten thuis en vermaken zich dan prima.

Door verschillende benoemingen bestaat in 1943 het gehele college van curatoren van het Murmellius uit NSB-ers. De samenwerking tussen deze curatoren en de docenten verloopt uiterst stroef.

Enkele (oud-) leerlingen raken actief betrokken bij het verzet tegen de Duitsers. Jan Hemelrijk en Bob van Amerongen, de zoons van rector Hemelrijk en docent Van Amerongen, beginnen een ondergrondse verzetsgroep in Amsterdam: Porgul en Perulan. Deze groep is gespecialiseerd in het maken van vervalste identiteitskaarten, onmisbaar voor onderduikers. Ook hun vaders voorzien zij van dergelijke identiteitsbewijzen. Ook Vincent Weyand, die in 1943 examen doet, gaat het verzet in. Hij biedt hulp aan Joodse onderduikers, met name in de omgeving van Ommen. Hij loopt tegen de lamp en sterft in februari 1945 in concentratiekamp Buchenwald.

In diezelfde periode zit ook zijn oud-rector Hemelrijk gevangen in dit kamp. Het is Hemelrijk die de naam van Vincent na de bevrijding van het kamp in de administratie tegenkomt. In het voorjaar van 1942 verdwijnt Erik ten Raa van school. Niemand weet waar deze leerling uit klas 5 zich bevindt. Jaren later blijkt dat Erik een lange reis heeft afgelegd richting Engeland. Via vele omzwervingen door allerlei Europese landen komt Erik inderdaad aan in Engeland en sluit zich aan bij de R.A.F.

Naarmate de oorlog voortduurt, wordt de impact op de dagelijkse lespraktijk groter. Door de verduisteringsmaatregelen moeten de lestijden worden aangepast en door de strenge winter van ’41-’42, waarin een groot tekort is aan brandstof, vervallen de lessen op vrijdag. Als begin mei 1943 het schoolgebouw wordt gevorderd voor de Wehrmacht, moeten de leerlingen weer ondergebracht worden op verschillende locaties in de binnenstad.

Gedurende de winters bestaan de klassen soms uit niet meer dan 8 leerlingen die met drie lagen kleren aan nog steeds kleumend in de les zitten en daar les krijgen van leraren gekleed twee overjassen. In hoeverre er echt nog sprake kan zijn van een les, is de vraag. Soms heeft de les meer weg van een gezellig samenzijn bij een warme kachel waarbij een enkele docent de leerlingen trakteert op pianospel met liederen van Chopin.

Jongens uit klas 5 en 6 krijgen te maken met de dreigende Arbeitseinsatz: de verplichte arbeid voor de Duitsers. Bij verschillende razzia’s worden jonge mannen opgepakt om vervolgens voor de Duitsers te moeten werken. Veel leerlingen uit de bovenbouw, jongens en meisjes, blijven thuis uit angst voor arrestatie. Hoewel later wordt bepaald dat jongens onder de achttien jaar en alle meisjes niet zouden worden opgepakt, is de angst nog steeds aanwezig en keren niet alle leerlingen terug naar school. Enkele leraren dreigen als krijgsgevangenen te worden ingezet. Dit wordt uiteindelijk voorkomen ‘in belang van het onderwijs’. In september 1944 lijkt de bevrijding nabij. Op de zogenaamde Dolle Dinsdag, 5 september 1944, is Nederland in een overwinningsroes door hoopgevende berichtgeving over de opmars van de Geallieerden. Het blijkt ijdele hoop.

In deze periode bereikt het nieuws het Murmellius dat Dr. Hemelrijk gearresteerd is op zijn onderduikadres in Putten en waarschijnlijk hierbij om het leven is gekomen.

Noord-Nederland gaat de hongerwinter in. Nog meer Murmellianen blijven thuis. De afstand tussen huis en school is te groot geworden nu fietsen schaars zijn en veel leerlingen moeten thuis de handen uit de mouwen steken om voedsel en brandstof bijeen te schrapen. Pas na de bevrijding in mei 1945 keren de leerlingen weer terug.

Op 14 mei 1945 worden de lessen hervat. Het valt de leerlingen niet altijd mee om in deze tijd van grote feestvreugde de aandacht bij de les te houden! Ook wordt in deze periode het heugelijke nieuws bekend dat Hemelrijk niet zoals eerder gedacht is gestorven, maar de oorlog heeft overleefd. Ook Van Amerongen en Kukenheim keren terug van hun onderduikadressen. De drie heren keren zonder al te veel problemen terug op het Murmellius in hun voormalige functies.

Na zijn ontslag als rector van het Murmellius in 1940 geeft Hemelrijk les aan het Joods Lyceum in Amsterdam. Hij weigert de Jodenster te dragen en hoewel hij officieel op het adres van zijn zus in Amsterdam staat ingeschreven, woont Hemelrijk in de praktijk nog steeds in Bergen. Tot zijn eigen verbazing wordt hij daar met rust gelaten. In Amsterdam is Hemelrijk getuige van de eerste razzia’s op de Joden. Dankzij zijn valse identiteitsbewijs ontkomt Hemelrijk.

Na de arrestatie van zijn zwager beseft Hemelrijk het gevaar waarin ook hij zich bevindt. Zoon Jan, lid van verzetsgroep PP, regelt een nieuw identiteitsbewijs, waardoor Hemelrijk als Benjamin Piekar door het leven zal gaan. Uiteindelijk wordt er in 1943 in Putten een onderduikadres gevonden. Door de evacuatie uit Bergen voegen later zijn vrouw en twee jongste kinderen zich bij hem. De vrouw van Hemelrijk is geen Joodse en hun kinderen worden ook als niet-Joods aangemerkt.

Begin september 1944 gaat het fout. Door een anonieme tip over een verborgen radio wordt Hemelrijk op zijn onderduikadres in het holst van de nacht gearresteerd. Op verschrikkelijke wijze wordt Hemelrijk tijdens zijn verhoor mishandeld. Hij wordt gedwongen zelf het bloed van de vloer en muren op te dweilen. Een agent die hierop toezicht houdt, merkt op: ‘Het lijkt wel, of hier een varken is geslacht’. In zijn cel neemt Hemelrijk 20 pijnstillers in, hem meegegeven door zijn vrouw, en snijdt met een stomp nagelschaartje zijn polsen door. Twee dagen later ontwaakt Hemelrijk. Het is Dolle Dinsdag en zijn medegevangenen hebben goede hoop dat de bevrijding nabij is. De gevangenen worden naar Vught gebracht en daar blijkt alle hoop op bevrijding vervlogen. Niet veel later wordt Hemelrijk op transport gesteld en naar het concentratiekamp Sachsenhausen gebracht.

Tot zijn verbazing en ontroering komt hij daar oude bekenden en vrienden tegen. Uit deze contacten put hij kracht. Tevens weet Hemelrijk zijn Joodse identiteit verborgen te houden. Doordat hij geldt als Nederlandse gevangene heeft hij een betere positie dan hij gehad zou hebben als Jood. Hemelrijk analyseert het kamp. Met een scherp inzicht zoekt hij naar overlevingsmogelijkheden. Hij zoekt en vindt werkzaamheden die de minste kracht kosten en het verblijf in de ziekenbarak vanwege longontsteking probeert hij zo lang mogelijk te rekken. Verschillende malen meldt Hemelrijk zich met klachten bij de ziekenbarak om zo enige dagen van rust te kunnen verkrijgen.

Vanuit Sachsenhausen wordt Hemelrijk op transport gesteld naar het concentratiekamp Buchenwald. De omstandigheden in dit kamp blijken nog erger te zijn dan in Sachsenhausen. In Buchenwald ziet Hemelrijk de transporten die vanuit Auschwitz en Sobibor aankomen in hartje winter in open kolenwagons. Van de 4.000 mensen komen er 300 levend aan, veelal met bevroren ledematen.

Collectie Stichting Alkmaar '40-'45

Hemelrijk heeft vooral moeite met de vele diefstallen die plaatsvinden. Gevangenen stelen in het holst van de nacht elkaars voedsel, kleding en schoeisel en Hemelrijk raakt zelfs op deze wijze zijn bril kwijt. Tussen de gevangenen is een levendige handel in dergelijke producten en sigaretten. Veel heeft Hemelrijk te danken aan zijn vroegere kennis Arie Treurniet, die in het kamp het hoofd van de Bekleidungskammer is. Via hem komt Hemelrijk aan kleding en soms wat extra voedsel. In Buchenwald zet hij zijn overlevingsstrategie uit Sachsenhausen voort.

Begin april is er opwinding in het kamp: de bevrijding lijkt nabij. De bewakers zijn onrustig en de gevangenen vragen zich angstig af waartoe de nazi’s in staat zullen zijn. Regelmatig klinkt het luchtalarm en het kamp maakt zich op voor evacuatie. Hemelrijk krijgt de tip zich te verschuilen in de barak en ontkomt zo aan executies en transport.

Op 11 april trekken Russische en Amerikaanse troepen het kamp binnen. Het is groot feest in het kamp. Een medegevangene merkt op dat Hemelrijk ongekend stil is: ‘Je bent helemaal niet zo vitaal en opgewekt als vóór de bevrijding’. Hemelrijk antwoordt: ‘Het is niet meer nodig nu, het gevaar is voorbij’. Wanneer de Amerikanen op zoek zijn naar een tolk die Duits en Engels spreekt, meldt Hemelrijk zich voor die taak. De Amerikanen ontruimen de kantoren en de woningen van de SS-ers en hun gezinnen. Hemelrijk benut zijn kans en neemt kleding, schoenen en eetgerei mee. Hier geniet hij van, maar de manier waarop de voormalige gevangenen soms wraak nemen op achtergebleven bewakers stuit hem tegen de borst. Bij sommige Duitse gezinnen in de omgeving van het kamp krijgen de “Buchenwalder” een vriendelijke ontvangst met maaltijden.

Samen met twee anderen onderneemt Hemelrijk de tocht naar huis. Zij moeten lange afstanden te voet afleggen en kunnen soms een lift krijgen. Onderdak vinden is niet altijd makkelijk. Een zekere keer moet zelfs de burgemeester eraan te pas komen om de inwoners van zijn gemeente te dwingen de mannen een slaapplaats en een bord eten te bieden. In België is de ontvangst heel anders. Daar is men bijna beledigd als de mannen het zoveelste biertje afwijzen.

In Eindhoven aangekomen is er tijd voor een bad en krijgen ze nieuwe kleren. Bij de medische keuring wordt Hemelrijk herkend door één van de artsen. De kinderen van zijn broer blijken op het Murmellius Gymnasium te zitten. De arts verbaast zich over de toch nog goede conditie waarin Hemelrijk verkeert. “Onkruid vergaat niet”, is het antwoord van de oud-rector. Uiteindelijk keert Hemelrijk terug naar zijn gezin. De spanningen van de oorlog, de zorgen om haar kinderen en het verdriet om haar doodgewaande man hebben mevrouw Hemelrijk getekend.

Op de dag na zijn thuiskomst leest Hemelrijk alle condoleancebrieven die na het nieuws van zijn vermeende dood zijn bezorgd. Hij schrijft bedankbrieven terug: “De schrijvers heb ik bedankt en hen gerustgesteld, dat ik hun lof niet te ernstig zou nemen”.

In Arnhem is Hemelrijk aanwezig bij de rechtszaak tegen overste Feenstra, zijn “moordenaar”, zoals Hemelrijk hem aanduidt. Feenstra was verantwoordelijk geweest voor de arrestatie en de daaropvolgende mishandeling van Hemelrijk, die nu tegen hem getuigt. Feenstra wordt veroordeeld tot de doodstraf en gefusilleerd.


Bron: Het Murmellius in oorlogstijd ; rozenbergquarterly.com/fatsoenlijk land de duitse inval en het ontslag van de vaders