Razzia van 12 december 1944

Door de opmars van de geallieerden tot aan de grote rivieren en de pro-geallieerde houding van de bevolking (Dolle Dinsdag op 5 september 1944) maakten de Duitsers zich ernstige zorgen over de rol van het verzet en de houding van de bevolking in de eindstrijd. Deze omstandigheden leidden ertoe dat de Wehrmacht eind september – begin oktober plannen ontwikkelde om weerbare mannen uit het militaire bedreigde West-Nederland weg te voeren. Het meest zwaarwegende argument was dat de mannen “wehrfähig” (weerbaar) waren en dus een gevaar voor de strijd vormden: "Entziehung vom Wehrdienst beim Feind" was de officiële benaming. Een ander argument, maar minder belangrijk, was dat ze “arbeitsfähig” waren en dus als arbeidskracht konden worden ingezet.

In de periode van het najaar van 1944 waren er geen geregelde post- en telefoonverbindingen. Toch was het ook in Alkmaar bekend dat de Duitsers in verschillende steden, als onderdeel van de “Aktion Rosenstock”, duizenden mannen in de leeftijd van 17 tot 40 jaar hadden opgepakt. Alleen al in Rotterdam waren er bij de razzia's van 10 en 11 november 1944 zo'n 52.000 mannen gedeporteerd. Het ging onder het mom van “Arbeitseinsatz”. Ze moeten in de Duitse oorlogsindustrie aan het werk, of anders in het oosten van het land verdedigingswerken aanleggen.

Zeker was dat de Duitsers ook in Alkmaar zouden toeslaan. In alle stilte werd de stad in de vroege ochtend van 12 december door de Duitsers omsingeld. In iedere brievenbus werd een pamflet gedaan; het bevel dat alle mannen van 17-40 jaar zich moesten melden voor de arbeidsinzet. Het bericht van het dreigende gevaar verspreidde zich razendsnel door de stad. De ene buur deelde het de andere mee en politiemannen van de goede kant waarschuwden waar ze konden. Zo kon het grootste deel van de mannelijke bevolking nog op tijd de vaak van te voren gemaakte schuilplaatsen opzoeken. Deze totale mislukking werd onder andere ook gemeld in het blad "Strijd" van december 1944 (zie hieronder). Toch wisten de Duitsers nog enkele honderden mannen op te pakken. Ook kwamen zij met het volledige piket van de Alkmaarse Brandweer, in vol ornaat, aanzetten. Via Amsterdam zouden zij per schip naar Kampen worden vervoerd. Op hoge poten ging commandant Ringers van de brandweer naar Major Schausz, de Ortskommandant van Alkmaar. Deze kon niets meer doen, waarop Ringers een motorboot regelde het schip op weg naar Kampen op het IJsselmeer inhaalde en zijn mannen van het schip liet overstappen op zijn motorboot.

Van de weggevoerde Alkmaarders zijn de meesten, enkelen zelfs voor de bevrijding, weer in Alkmaar teruggekeerd. Maar sommige stadgenoten zijn gesneuveld door bombardementen of ongelukken.


De ouders van Loes Beemster maakten de razzia ook mee; Loes vertelt:

“Op 12 december 1944 was er een razzia in Alkmaar. Ik ben geboren 1 dag na de razzia, een maand te vroeg door de spanning die mijn moeder toen had. Mijn vader Woud Beemster was bakker in de Korfstraat. Toen het gevaarlijk werd heeft hij zich verstopt bovenop de oven die toen niet meer gebruikt werd, want er waren geen kolen. Die oven is heel hoog en er zit maar weinig ruimte tussen plafond en de bovenkant van de oven. Toch wist mijn vader daar tussen te kruipen zonder ladder of iets dergelijks. Mijn moeder wist niet waar hij was. Nadat het huis was doorzocht en de Duitsers al lang weg waren riep ze waar hij toch was. Tot haar verbazing hoorde ze waar hij zat. De dag erna werd ik geboren, een heel klein baby'tje was ik. Alles lag al klaar voor de geboorte, behalve veiligheidsspelden, die kon ze niet krijgen of kopen.

Ik werd vernoemd naar mijn moeder die Bets heette. Een klant van de bakkerszaak kwam kijken naar mij, vroeg mijn naam en zei toen: noem haar maar Loesje, want zo'n klein kindje kan je geen Bets noemen. Zodoende heet ik gelukkig Loes.”


Bron: Mw. Loes Beemster; Regionaal Archief Alkmaar; "De Arbeidsinzet. De gedwongen arbeid van Nederlanders in Duitland, 1940-1945" B.A. Sijes, NIOD, 1990
Bron: delpher.nl