Notities van een Alkmaarder
Een inwoner van Alkmaar schrijft op 4 mei 1945 in zijn notitieboekje over de periode hongerwinter tot aan de bevrijding (niet gecorrigeerde tekst).
De oorlog heeft aan de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht tot nu toe wel geen strijdtoneel geboden, maar wel “hongersnood” wat zeker zoo erg is. In Amsterdam b.v. stierven er per week zeker 400 a 500 menschen van de honger. Ze vielen zo maar dood op straat. Hier in Alkmaar was het gelukkig niet zóó erg al werd ook hier door velen erge honger geleden. Daardoor liepen de pryzen van levensmiddelen natuurlyk ontzettend op. Zelfs dat wat “op de bon” was en dus tegen de vastgestelde pryzen verkocht moest worden.
Zoo kostte b.v. vroeger nu klandistien
brood 16 cent 24 ong. f. 25.-- per stuk
melk 11 “ 25 “ f. 1.80 per liter
aardappelen 5 “ 12 “ f. 20.-- per kilo
boter 130 “ 130 “ f. 130.-- per pond
kaas 100 “ 150 “ f. 12.-- per pond
eieren 3½ “ 13 “ f. 5.-- per stuk
raapstelen 30 “ 150 per kilo
sla 5 “ 40 per krop
Rookwerk, wat jullie misschien ook interesseert, was al even erg. Een ouderwetsche sigaar kostte ong. f. 15.-- per stuk een nieuwe dus met papier f. 2.--. Sigaretten van inlandse shag f. 1.--; de officieele sigaret (Consi) f. 3.-- per stuk. ‘t Was dan ook heel gewoon dat ook de defstigste heeren de peukjes bewaarden en daar weer nieuwe sigaretten van draaiden. Ik noem hier “zwarte” pryzen doch voor geld was een en ander praktisch niet te koop. De menschen gingen met linnengoed, bovenkleding, schoenen, klompen, ja zelfs met meubelen de boer op om te ruilen. Dat hierbij velen stierven onderweg, kun je begrypen, als je bedenkt dat de menschen al half uitgehongerd waren en voor deze ruiltochten soms dagen lang moesten loopen met een handwagen.
Het Roode-Kruis van Zweden en Zwitserland (neutraal gebleven landen in deze oorlog) hebben zich ontfermt over ons en heel veel levensmiddelen gezonden. De Duitschers trachtten dit zooveel mogelyk te verhinderen doch aan alle bezwaren wisten onze goede vrienden tegemoet te komen, zoodat zy zelfs voor vervoer in het land en voor brandstof voor de bakkers zorgden.
Zoo kregen wy negen weken lang ieder een half brood, af en toe wat boter, de kinderen papmiddelen enz. enz. Dit was hard noodig want reeds maanden kregen wy officieel niet meer dan een half brood (400 gram) per week 1 Kgr. aardappelen en by uitzonderingen 125 gram vleesch en zelfs dit minimale rantsoen was dan dikwyls nog niet te koop.
Eindelijk, enkele dagen voor het aflopen van de oorlog van de oorlog, kwamen de geallieerden ons helpen op een waarlyk Amerikaanse wyze. 400 z.g. Vliegende Reuzenforten (zwaarste bommenwerpers) kregen vergunning ongehinderd laag over ons land te vliegen om levensmiddelen af te gooien. Het was een feest en wat wy in Alkmaar te zien kregen, werkelijk overweldigend.
Op 2 mei ‘s morgens ong. 9 uur kwamen de eerste toestellen over. Minstens 10.000 menschen stonden kort by het vliegveld opgesteld. Daar komen ze --- Daar komen ze--- en ja-- reuzen vogels leken het die langzaam over onze hoofden daverden. En alle menschen juichten en met witte doeken zwaaien. Een pracht gezicht, een reuze demonstratie tegen de moffen, een enthousiasme als nooit eerder gekend. Met kleine tusschen poozen vlogen onze bondgenoten, in formaties van 10 toestellen over, doch gooiden nog niets uit. Zeker 300 toestellen waren zoo overgevlogen en het enthousiasme minderde niet. Alleen moest veel volk even naar huis om te eten. Ja wat eten. De centrale keuken waar wy allang eten van betrokken (eerst 1 later ½ Liter) was juist uitgescheden wegens gebrek aan eten. Maar alla de meesten hadden toch nog wel iets te bikken. Maar na de middag, wy hadden het eten gauw gauw naar binnen geslagen, vlogen wy allen direct weer naar de weg. En werden er dan toch pakketten uitgegooid. Aan het hoera geroep en verder gebrul kwam haast geen eind. Al waren jullie nog klein, Ria nog niet helemaal 3 jaar) je deed even hard mee hoor. Ook zwaaien en roepen, en al was het vinnig koud die dag, je wilde niet weg gaan.
Zoo hebben deze toestellen dagen lang pakketten met allerhande levensmiddelen uitgegooid by Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Leiden en Alkmaar.
Het voedsel werd verzameld door de overheid en zou normaal in distributie gebracht worden. Minstens een week moet zoiets duren, (als we er iets van krygen). Of het dan nog nodig zal zijn denken wy van niet want reeds nu komen schepen in Rotterdam aan, auto’s over weg en schepen over de binnenwateren met voedsel en brandstof, alles in afwachting op het officieele einde van de oorlog wat elk oogenblik kan koomen. Mussolini is terecht gesteld; Hitler en Göring hebben zelfmoord gepleegd; heele legers geven zich over en het gerucht gaat zelfs dat ook hier in Nederland de troepen zich klaar maken voor de overgave.
Het spreekt van zelf dat je vader in dit stadium van de oorlog, praktisch reeds gedurende van 1 april af, geregeld weer thuis was en met alle andere menschen vol spanning de nieuwsberichten, voorloopig nog uit de illegale pers, volgt. Jullie zitten ook, door de spanning van de groote menschen, vol ongeduld te wachten, vooral op de pudding “tot de zolder” die jullie beloofd is als het vrede is.
Als het eenmaal zoover is, schryf ik mogelyk wel weer in dit boekje.
x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x-x
Bovenstaande schreef ik Vrydag 4 mei 1945 ‘s avonds ong. 8 uur. Om circa 9 uur werd bekend dat de moffen in Nederland gecapituleerd hadden. ‘t Feest barstte dadelijk los, al zou de capitulatie pas Zaterdagmorgen 8 uur plaats hebben. Gelukkig had ik juist ‘s morgens kleine vlagjes voor jullie gemaakt van reepen van onze groote vlag (te koop was natuurlyk nog niets van dat). Deze vlagjes maakte ik van punaisen op gewone takken vast daar er geen latje meer in huis was (alles opgestookt). Om 11 uur zette Moeder en ik deze vlagjes by jullie bed en daarmede begon voor Jopie meteen het feest van vrede. Hij kon haast niet meer slapen van zenuwachtigheid en lachte maar en speelde met de vlag. Jij en Agnes waren te slaperig om er iets van te merken, maar de volgende ochtend hielden jullie drieën meeteen optocht.
Al heel vroeg waren wy allen op om geheel klaar te zijn als het 8 uur en dus het uur der bevryding zou slaan. Maar toch moesten wy nog geduld hebben want de bandieten benden hadden nog steeds hun wapenen en wy wisten nog niet wat wel en wat niet mocht. Totdat ongeveer 9 uur het politiebureau de vlag uitstak. Onmiddelijk volgde de een na de ander en binnen een miem was alles in feesttooi. Waar de duizenden vlaggen, alle oranje en verdere nationale versiering en kleeren zoo gauw vandaan kwamen was een raadsel. Enkele uren daarna waren zelfs de etalages van groote zaken in feesttooi gestoken. Zelfs in de kerk op het altaar stond de nationale vlag.
In de middag zyn wy met z’n allen de stad ingegaan. Jullie natuurlijk met je vlaggen en een oranje bloem op je mouw. Een drukte en een feestroes als nog nooit eerder in Alkmaar voorgekomen. Voor jullie, die nog nooit eerder een openbaar feest hadden meegemaakt, was het een openbaring die niet makkelijk te verwerken was. Je zag voor het eerst padvinders uniformen, marechaussee met hun witte koorden, postharmonie in uniform enz. enz. enz. alles wat 5 lange jaren verdwenen was geweest. En onder die feestvreugde door daverden de bommenwerpers met eten grootsch over de stad, donderend toegejubeld door de menigte. Waarlijk was dit een goede inzet voor de totale omkeer die jullie jonge leventjes toen tegemoet gingen.
Vrijdag’s was het zeer slecht geweest en Zondags niet veel beter maar juist die Zaterdag was het pracht weer alsof ook de hemel ons bevrydingsfeest wilde zegenen.
Zondag was de dag aangebroken van de pudding “tot de zolder”. Moeder had er veel werk van gemaakt en een heele emmer vol pudding in verschillende kleurlagen gekookt. Een reuze pudding dus, die met een flinke vlag er bovenop wel tot de zolder (zoo ongeveer althans) zou komen; maar de puddingpoeder was natuurlijk ook oorlogsproduct en wilde gedeeltelijk niet stijf worden, zoodat bij het omstorten uit de emmer de heele zaak in elkaar zakte. Inderhaast hebben jullie toen een heele schaal pudding, die zo gauw niet te verwerken was, opgegeten (daar hadden jullie vast geen spyt van) en de rest met een lampion er midden in, voor de tafel bewaart.