Mijn herinneringen aan de tweede wereldoorlog - Oma Leegwater-van Bommel
Ik ben geboren in Rotterdam in 1926, dus toen de oorlogsdreiging rond 1939 een feit was, zat ik in de 2e klas van de middelbare school. Omdat de school waar ik op zat gevorderd was door nederlandse militairen, gingen we naar een ander gebouw in de binnenstad: met een speciale tram waar ook de leraressen in zaten (ik was op een meisjes H.B.S. met alleen leraressen en één leraar voor Nederlands).
Mijn vader werkte bij de chocoladefabriek van Ringers op kantoor. 2x per jaar ging hij met een vertegenwoordiger mee naar Brabant om daar de Sinterklaas en Kerstproducten te laten zien aan de winkeliers en orders daarvoor te noteren, Dit gebeurde dan o.a. begin mei. Op de 10e mei 1940 was hij dus op reis. Mijn moeder, zus Wijnie en ik waren thuis en werden die nacht vroeg wakker van vliegtuigen boven de stad. Het waren Duitse vliegtuigen en het afweergeschut begon geweldig te keer te gaan. Het luchtalarm ging af en dan wist je al dat je moest schuilen. We woonden op een bovenverdieping en konden dan onder de trap gaan zitten met een emmer zand en een schop bij de hand om een eventuele brandbom op te scheppen. Wat een naïviteit te geloven dat dat mogelijk was.
Het was vrijdag en onze vader kwam na veel omzwervingen thuis: wij natuurlijk dolblij. De volgende dagen waren spannend: het was Pinksteren, veel luchtalarm en veel schuilen. De vliegtuigen hadden het gemunt op de havens.
Toen brak de 14e mei aan. Door de radio (meer was er toen nog niet) hoorden we dar er een ultimatum was gesteld aan de Nederlandse regering: geef je over of er zou een bombardement volgen op een Nederlandse grote stad. Vader besloot het risico niet te nemen en met wat kleren in een koffertje gingen we met ons vieren de polder in. Daar woonde een tante. Om 1 uur kwamen uit het oosten drommen bommenwerpers en begon het bombardement dat ongeveer 20 minuten duurde. We konden het zien, want we zaten op ongeveer 5 km buiten de stad. Toen begon een grote stroom vluchtelingen voorbij te komen, met kanariepietjes, met katten en honden, met kinderwagen en fietsen. Sommigen waren gewond aan hun hoofd, ik zal dat beeld nooit vergeten. Toen het donker werd, zagen we de stad branden, het was een vreselijk gezicht. We vroegen ons angstig af of ons huis ook getroffen was en er nog stond. De volgende dag ging onze vader kijken: nee, het stond er nog, maar wel een bomkrater midden in de straat. Het heeft dagen geduurd voor de brand geblust was en heel veel huizen zijn toen verbrand. Later bleek dat 6 gezinnen ui de familie van mijn moeder alles kwijt waren, nog geen foto kunnen redden. Een nicht had onder het puin klem gezeten en haar been moest geamputeerd worden. Veel kinderen waren in paniek zoek geraakt, het was een complete chaos. Dagen later zag je op de bomen vellen papier met daarop bijvoorbeeld "Wij zoeken Tineke, 6 jaar oud, zij draagt een blauwe jurk met witte schoenen" etc. Dat kwam gelukkig bijna allemaal weer goed.
Maar ja, ook de fabriek van Ringers was verbrand, dus moesten wij met nog meer werknemers gaan verhuizen naar Alkmaar, waar ook een fabriek stond, aan de Noorderkade. Met de trein gingen mijn ouders kijken naar een huis. De reis duurde toen ongeveer 2 en een half uur. Ze vonden een huis aan de Ferdinant Bolstraat en kwamen enthousiast thuis: een heel huis en nog een tuin voor en achter, wat een weelde. Mijn moeder zei alleen "O, o, wat is het ver". Ze was nog nooit zo ver van huis geweest. Een dagje Scheveningen in de vakantie was al een heel eind. Half juni verhuisden ze met mijn zusje, ik moest het schooljaar nog afmaken en bleef tot eind juli bij de tante in de polder. Pa kwam mij halen met de trein. Wat was ik nieuwsgierig naar Alkmaar en ons nieuwe huis.
Cacao- en chocoladefabriek Ringers aan de Baan in Rotterdam. Bron: Stadsarchief Rotterdam nr. 1976-11073 (Collectie F.H. van Dijk)
Rotterdam in brand tijdens het bombardement van 14 mei 1940, gezien vanaf het water. Bron: Stadsarchief Rotterdam nr. 2018-208-1
Persoonsbewijs van mevrouw Leegwater-van Bommel.
Bron: collectie Stichting Alkmaar '40-'45
De bezetting begon. Eerst merkte men er nog niet veel van, behalve Duitse soldaten op de starten. Maar het werd al grimmiger. Eten op de bon, iedereen een persoonsbewijs met foto en vingerafdruk, een distributiestamkaart om voedsel te kunnen kopen. Elke week stond er in de krant op welke bon je wat en hoeveel kon kopen. Het werd steeds minder. Koffie en thee verdwenen al gauw en in plaats daarvan een surrogaat: niet te drinken!
Er kwamen onderduikers en joodse mensen die vervolgd werden. In de grote steden werd het al moeilijker om aan eten te komen. Honderden mensen met handkarren en fietsen stroopten het platteland af op zoek naar eten in ruil voor lakens en sierraden. Bij ons kwam er nog een keer een neef aanzetten vanuit Den Haag. Hij heeft nog een middag in ons kolenhok achter het huis gezeten omdat er een razzia was. Jonge mannen moesten mee naar Duitsland om daar te werken in de oorlogsindustrie.
De laatste oorlogswinter '44/'45 werd een hongerwinter voor veel mensen. Er was alleen nog maar wat grauw regeringsbrood, ongeveer 400 gram (een halfje) per week. We haalden ons eten ui de zogenaamde gaarkeukens in een fabriek. Je ging er met je pannetje nar toe en je kreeg dan hele dunne soep, of een soort stamppot (veel rode biet met glazige aardappels).
Onze vader had in Oudorp een boer gevonden waar we 1x per week een fles melk konden hale, tegen betaling natuurlijk. Op de fiets (met houten banden) gingen wij, mijn zus en ik, daar heen. Een hele tocht. Ik herinner me nog dat mijn zusje, toen 15 jaar, de fles een keertje heeft laten vallen. Melk weg, wat een paniek!
Pa ruilde ook: voor een zak meel ging zijn gouden zakhorloge weg, welke hij had gekregen toen hij 25 jaar bij Ringers werkte. Heel triest. Moeder bakte dan wat brood op een zogenaamd noodkacheltje met kleine houten spaandertjes. Het duurde de hele morgen voor er iets eetbaars te voorschijn kwam. We hadden geen gas, geen elektra of kolen meer. Het was bovendien een hele strenge winter. Om toch wat licht te hebben en wat te kunnen lezen of kousen stoppen, hadden we een fiets in de kamer met een lamp op een dynamo. Om de beurt trappen op de fiets, je werd er in ieder geval warm van!
De distributue stamkaart van haar vader, uitgegeven in Alkmaar
Bron: collectie Stichting Alkmaar '40-'45
Om 8 uur moest iedereen binnen zijn en er mocht geen glimpje licht naar buiten schijnen. Dit om Engelse vliegtuigen die naar Duitsland vlogen met bommen geen informatie te kunnen geven. De ramen van onze huiskamer waren met zwart papier dichtgeplakt. Werd je betrapt, dan volgde een fikse boete. Het was soms pikdonker buiten als er bijvoorbeeld geen maan was. Toch ging ik om een uur of 6 naar catechisatie bij de Grote Kerk in Alkmaar. Alle bomen onderweg hadden witte banden met verf om de stam, zodat je je nog enigszins kon oriënteren.
Mijn zus en ik zijn ook eens op een dag met een gehuurde handkar naar Bergen gelopen om daar een omgewaaide boom op te halen. Een oudere man heeft ons toen geholpen met het opladen. We waren trots en onze vader aan het zagen om weer wat hout voor de kachel te hebben.
Fietsen en radio's moesten ook ingeleverd worden, maar wij hebben dat niet gedaan. De fietsen gingen naar het Duitse leger en naar de radio mocht je niet luisteren. Radio Oranje gaf berichten over de stand van de oorlog tegen de Duitsers. Scholen en fabrieken werden gesloten, er was geen brandstof meer een veel leraren en arbeiders waren ondergedoken.
Intocht van de Brist-Canadeese troepen op 8 mei 1945.
Bron: Bosman, P.J. / collectie Regionaal Archief Alkmaar / FO 1300059Toch naderde na alle ellende het einde van de oorlog. Eerst kwamen er de voedseldroppingen. Op mijn verjaardag op 2 mei stonden we op het balkon in de Ferdinant Bolstraat en zagen de Engelse vliegtuigen pakketten afwerpen boven het terrein aan de Hoeverweg. Later kon je met een distributiebon wat gaan halen bij de kruideniers in de Rembrandstraat: droge biscuits en wat vlees in blik. Ook was er een Zweedse boot met meel in Groningen aangeland en daar werd wit brood van gebakken. Het was net een gebakje, zo lekker!
Op de avond van de 4e mei 1945 hoorden we dat Duitsland gecapituleerd had en dat we weer vrij waren. Op de 5e mei mochten we onze vlaggen weer uitsteken en weer naar buiten, ook na 8 uur. Het wachten was nu op de bevrijders, de Tommnies. Elke dag stonden we te wachten op de Kennemerstraatweg en eindelijk op de 8e mei was het zover. Daar kwamen de jeeps aanrollen, volgeladen met juichende jongens en meisjes. Wij klommen er ook op en kregen chocolade (in geen jaren geproefd) en een sigaret voor onze vader, die daar dolblij mee was.
De volgende weken was het een groot feest. Op straat werd er gedanst en we kregen weer eten. Dankzijde aanvoer met vliegtuigen bijvoorbeeld 800 gram brood, 500 gram biscuits, 1 reep chocolade etc.
Langzamerhand kwam het normale leven weer op gang. Illegale kranten kwamen bovengronds. Zelf heb ik nog een paar jaar gewerkt op de advertentieafdeling van de Vrije Alkmaarder. Kleren hadden we helemaal bijna niet meer. Maar dankzij Amerikaanse inzamelingen mochten we een paar schoenen en een zomerjurk uitzoeken. Ik zie die nog voor me, een witte katoenen jurk met blauwe schoenen, wat voelde ik me er prachtig in.
Zo, dit was het dan in vogelvlucht.