Beschieting bij de Omval

Hongerwinter 1944 - 1945, vrijwel iedereen leed onder de Duitse bezetting en er was een tekort aan voedsel. Vooral in de steden was de nood groot. De firma Joh. Enschedé en Zonen, Grafische Inrichtingen N.V. in Haarlem, leverde een bijdrage om het leed van kinderen van personeelsleden te verzachten.

Enschedé stuurde kinderen tijdelijk voor de duur van zes weken tot drie maanden naar pleeggezinnen waar nog wel wat voedsel voorhanden was, zoals het noorden van Noord-Holland. Tot februari 1945 hadden al drie transporten naar Graft-De Rijp plaatsgevonden. Op 21 februari 1945 zou het vierde en laatste transport plaatsvinden. Op die dag verzamelden 13 kinderen, variërend in leeftijd van 5 tot 13 jaar. Ook aanwezig de begeleidster Athy Kirsten en de chauffeur Van Deventer met zijn bijrijder Petrick.

Voor het vertrek merkte Van Deventer op dat er "vandaag wel eens geschoten zou kunnen worden". Hij doelde waarschijnlijk op de recente waarschuwing op de Engelse radio dat alle rijdende voertuigen onder vuur zouden worden genomen.

De transportauto was een bestelauto, donkergroen, de bedrijfskleur van de firma. De cabine had plaats voor twee personen en er was een afgesloten vrachtruimte. Daarin houten banken tegen de zijwanden en één tegen de voorwand; voldoende voor het vervoer van de 13 kinderen en hun begeleidster.

De 21e februari 1945 was een heldere dag. De bestelbus reed via Beverwijk naar Alkmaar. Aan de grens van Haarlem stond een bord waarop een in het Duits gestelde waarschuwing voor schietgevaar van Engelse vliegtuigen. Een duidelijke reden waarom via Alkmaar werd gereden is niet bekend. Graft-De Rijp ligt ten zuidoosten van Alkmaar waardoor het rijden via deze stad een omweg betekent.

Na het centrum van Alkmaar gepasseerd te zijn, ging de bestelbus aan het eind van de ten oosten van Alkmaar gelegen Nieuwe Schermerweg rechtsaf. Omstreeks 11.30 uur bereikte het busje deze T-kruising, waar het noodlot toesloeg. Net na de bocht naar rechts kwam een vliegtuig naar beneden duiken. Het toestel zette laag de aanval op de auto in en trof deze in de flank.

Bob Griffioen, één van de kinderen die in de auto zat, herinnert zich: "het werd ineens licht in de auto, ik zag dat een deel van het dak eraf geschoten was".

Petrick en Van Deventer sprongen uit de cabine waarna Van Deventer de achterdeuren opende om Anthy Kirsten en de kinderen gelegenheid te geven uit de auto te komen. Hierna rende hij met Bob Griffioen aan de hand naar de kant van de weg waar een dekkingsgat was en zorgde er voor dat Bob in de kuil terecht kwam. Na in Zuidoostelijke richting te zijn gevlogen beschreef het toestel in de lucht een wijde bocht om een tweede aanval in te zetten.

Kort na de laatste aanval arriveerden een vijftal mensen van een nabijgelegen boerderij, die eerste hulp verleenden. De gevolgen van de aanvallen waren desastreus. Van Deventer was in zijn been getroffen en zeer ernstig gewond. Zijn rechterbeen was vrijwel van zijn romp gescheiden. Anthy Kirsten was op slag dood evenals zes kinderen, twee kinderen waren gewond waarvan één zeer ernstig. Karel Petrick en vijf kinderen hadden de ramp zonder lichamelijke verwondingen overleefd.

De overleden slachtoffers, Van Deventer en de twee gewonde meisjes werden naar het Centraal Ziekenhuis aan de Wilhelminalaan gebracht. Van Deventer op een open melkwagen, de twee gewonde meisjes per brandweerauto. Eén van de meisjes was er zo slecht aan toe dat zij die avond om 18.00 uur overleed. De verwondingen van Van Deventer bleken zo ernstig dat zijn been moest worden geamputeerd.

De overlevenden werden in de Rijkskweekschool aan het Nassauplein ondergebracht. Het busje werd afgevoerd naar het bureau van de politie. "De enorme kogelgaten maakten grote indruk en zijn me als het ware nog sterker bijgebleven dan de wagen zelf" verklaart iemand die de auto bij het politiebureau heeft zien staan.

Het met de hand geschreven politierapport nr. 522 van die dag geeft aan dat het ongeluk om 12 uur telefonisch door de marechaussee is gemeld. Om 18.00 uur werd een aanvullend rapport opgemaakt waarin de mededeling over het zojuist overlijden van één van de gewonden. Later is het dagrapport uitgetypt en onder nr. 598 in het politiearchief opgenomen.

De families van de kinderen, de vrouw van Van Deventer en de moeder van Anthy Kirsten konden door de slechte telefoonverbindingen pas later in de middag op de hoogte gesteld worden. Familie werd verzocht voor identificatie naar Alkmaar te komen. Zij moesten, door gebrek aan ander vervoer, per fiets naar Alkmaar. Een zwaardere helletocht is nauwelijks denkbaar. Mw. Van Deventer bleef bij haar zuster in Alkmaar zodat zij haar man zo veel mogelijk kon bezoeken en bijstaan.

Op 2 maart, 10 dagen later, fietst ze 's middags weer naar Haarlem. Bij aankomst kreeg zij direct de mededeling dat het ziekenhuis haar terugkomst dringend gewenst achtte in verband met de verslechterde toestand van haar man.

Per fiets ging zij weer terug, maar werd onderweg door de Duitsers aangehouden omdat zij zich buiten de toegestane uren op straat bevond.

Na haar verklaring te hebben gehoord werd zij door de Duitsers per auto naar Alkmaar gereden. Nog diezelfde avond, om 22 uur en in aanwezigheid van zijn vrouw, stierf Wernhart van Deventer.

De balans opmakend waren zeven kinderen, één van de chauffeurs en de begeleidster verongelukt, één kind was gewond en vijf kinderen met de bijrijder hadden de aanval zonder lichamelijk letsel overleefd.

In De Vrije Alkmaarder, illegaal nieuwsbulletin, werd in de uitgave van 23 februari 1945 een kritisch artikel gewijd aan de beschieting dat de kop droeg: "Aan wie de schuld". Het artikel stelt dat "dit ongeluk misschien voorkomen had kunnen worden, als men zijn verantwoordelijkheid in dezen beter had gekend".

Bron: dodenakkers.nl; onh.nl

Anthy Kirsten 1942

Bron: dodenakkers.nl - foto Wim Verbeek 1942

Chaufeur Wernart van Deventer

Bron: dodenakkers.nl - foto mw. Tonny van Deventer-Warners

Gemeenschappelijk kindergraf te Haarlem

Bron: dodenakkers.nl

De Vrije Alkmaarder van 23 februari 1945

Bron: kranten.archiefalkmaar.nl