Tijdens een opening van de bunker kwam mevrouw Schuit-Dorresteijn met een gift bij de bunker. Het was een SS-ring die zij van een Duitser in haar hand gedrukt had gekregen op zijn terugtocht naar de Heimat (of wat daar nog van over was). De ring heeft inmiddels een plekje in het museum gekregen.
Hiernaast de begeleidende brief bij de ring, opgesteld door mevrouw Schuit Dorrestijn.
De SS, Schutzstaffel, was een op militaire leest geschoeide organisatie van de NSDAP (Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij). In 1924 ontstaan als keurtroep uit de SA, Sturmabteilung, die was opgericht met als taak de leiders van de NSDAP te beschermen. Bij de werving van leden waren strenge criteria naar “ras”.
De SS kreeg naar verloop van tijd een veiligheidsfunctie. Onderdeel van de SS was de SD, Sicherheidsdienst, een politiek inlichtingenapparaat. Al voor de oorlog was er een SS-afdeling met een zuiver militaire taak, de Waffen-SS. In oorlogstijd werd de Waffen-SS sterk uitgebreid en vormde zij de fanatieke kern van de Duitse landstrijdkrachten. De SS is berucht geworden door misdaden gepleegd in concentratiekampen en bij zuiveringsacties achter het front. In Nederland richtte de NSB-leider Anton Mussert in 1940 de Nederlandse SS op. Haar orgaan was het weekblad “Storm”.
Beneden staat een interview met mevrouw Neeltje Schuit-Dorresteijn, geplaatst in de Volkskrant als een van de bevrijdingsverhalen.
Neeltje kreeg geen chocolade of kauwgom, maar een SS-ring in haar handen gedrukt
Van de bevrijding van Alkmaar herinnert Neeltje zich niet de chocolade, kauwgom of het meeliften op een pantservoertuig. Neeltje herinnert zich dat ze een ring in haar handen gedrukt kreeg. ‘Die SS’er moet hebben gedacht: ik wil ervan af.’
Door: Dirk Jacob Nieuwboer
Foto: Raymond Rutting
Lang heeft ze de ring niet gehad. Neeltje Schuit-Dorresteijn (79) weet nog dat ze hem in haar hand gedrukt kreeg, maar dat haar moeder hem meteen weer afpakte. ‘Die krijg je later’, zei ze. ‘Ik zal hem goed voor je bewaren.’
Wat moet je ook met een SS-ring? Een ‘rotring’ noemt ze het nu. ‘Een vijandig ding, ik vind hem verschrikkelijk.’ Maar als klein meisje besefte ze dat nog niet.
Neeltje woonde in de oorlog tegenover een bunker die de Duitsers in Alkmaar hadden gebouwd. Het diende als een knooppunt voor de telefoonverbindingen van de Atlantikwall, de Duitse verdedigingslinie langs de kust. Het was volgens haar één dag na de bevrijding toen ze als kleuter zag hoe daar een stoet Duitsers de stad uittrok.
‘We stonden natuurlijk langs de weg te kijken’, vertelt de Alkmaars, vanwege corona, via de telefoon. ‘Opeens loopt er een naar me toe en drukt hij die ring in mijn handen’, vertelt ze. De soldaat rende weer snel weg. En daar stond Neeltje met een ring met het SS-teken in haar handen. ‘Die SS’er moet hebben gedacht: ik wil ervan af.’
Haar moeder begreep natuurlijk wel wat haar dochter had gekregen. De twee bliksemtekens op de ring waren het symbool van een de meest gevreesde en fanatiekste terreurorganisaties van de nazi’s. Ook in Nederland, waar de SS onder bevel stond van Generalkommissar Hanns Albin Rauter, was de organisatie berucht.
Geen wonder dat moeder de ring afpakte. Maar ze hield zich ook aan haar belofte en bewaarde de ring. ‘Ze heeft me willen beschermen, dat was haar gedachte’, denkt Neeltje. Pas toen ze ouder was, en de betekenis van de ring begreep, kreeg ze hem van haar moeder.
Van de oorlog zelf herinnert ze zich slechts flarden. Als er bommen vielen, rolde haar zus zich helemaal in de gordijnen om het niet te horen. Ze hoort haar moeder nog haar vader waarschuwen als hij zich in de nabijgelegen fabriek verschool voor de Duitsers.
‘Dan ging hij voor het raam van de fabriek staan en kon ze hem zien’, vertelt Neeltje. ‘‘Theo, ga daar toch vandaan!’, riep ze dan. ‘Straks kunnen ze je zien.’’ Waarom hij dan voor het raam ging staan, weet ze eigenlijk niet. ‘Ja, dat was niet zo verstandig.’
Van de bevrijding herinnert ze zich nog dat iedereen stond te juichen. ‘Ik dacht: het is feest, de koningin is vast jarig.’
Na de oorlog heeft ze de ring altijd gehouden. In het begin liet ze hem nog weleens zien aan vrienden en kennissen. ‘Nee, er was nooit iemand die dacht dat wij zelf fout waren geweest. De meesten schrokken er wel van. Het is natuurlijk ook afschuwelijk.’
Al snel belandde de ring in een eierdopje, helemaal in de hoek van de kast zodat niemand hem kon zien. Tot ze twee jaar geleden in de krant las dat in de bunker tegenover haar ouderlijk huis een oorlogsmuseum zou komen. ‘Ik had altijd in mijn hoofd: die ring hoort niet bij mij, die komt op een gegeven moment op een goede plek. Dit is de beste bestemming.’
Met dank aan Museum Bunker Alkmaar ’40-’45.
Bron: Volkskrant bevrijdingsverhalen.