Laatste dagen voor de bevrijding van Alkmaar

4 mei 1945, 18.30 uur. In het hoofdkwartier van veldmaarschalk Montgomery, op de Timeloberg, Lüneburger Heide Duitsland, wordt een document getekend dat de onvoorwaardelijke capitulatie inhoudt van de Duitse legers in Nederland, Noordwest-Duitsland, Sleeswijk-Holstein en Denemarken. De afspraak hierbij is dat alle wapens, vanaf 08.00 uur de volgende dag 5 mei, zullen zwijgen. 

Omdat de onvoorwaardelijke capitulatie op 4 mei 1945 op de Lüneburger Heide is getekend, maakt het document van 5 mei 1945, dat is ondertekend in hotel De Wereld in Wageningen, slechts een overeenkomst tussen de Canadese Luitenant-generaal Charles Foulkes en de Duitse Generaal Blaskowitz, die de regels bevat waaraan de Duitse en de geallieerde troepen zich in Nederland moesten houden. 

Maar voorafgaand aan de intocht van de Canadezen in Alkmaar, op 8 mei 1945, waren er in Alkmaar nog besprekingen met de Duitsers. 


Verslag van Mr. A. Schenkeveld, Gewestelijk Commandant van de bewakingstroepen in Gewest 11.

1. Onderhandelingen met de SicherheitsDienst (SD)

Vrijdag 28 april 1945 werd aan M. Gonlag, districtscommandant van het strijdend gedeelte in District 2 en mij, gerapporteerd dat Petri en Pegels, twee SD-mannen, met de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) wilden onderhandelen. Ter ondersteuning van hun verzoek had de SD de kort daarvoor gearresteerde BS'er Van Kesteren vrijgelaten. Omdat het te nemen besluit op de vraag om te onderhandelen op het niveau van het Algemeen Hoofd Kwartier van de Ordedienst genomen moest worden is met hen contact opgenomen. De opdracht kwam terug en luidde: Ga onderhandelen, zie de gevangenen los te krijgen en tracht te bereiken dat er contact komt met de toppen van de BS en de SD. 

In Alkmaar lieten Gonlag en Schenkeveld de SD'ers Petri en Pegels weten dat de BS graag tot onderhandelen bereid was, maar dat zij, als bewijs van goede wil, direct gevangenen vrij zouden laten. Zondag 30 april 1945 werden enige dames uit het Huis van Bewaring vrijgelaten. De “Top”-bespreking heeft plaatsgevonden op 1 mei 1945 en in die week kwamen weer verscheidene gevangenen vrij. 

Voorafgaand aan de onderhandelingen werd de hulp ingeroepen van de zenuwarts Dr. G. Hoeneveld, Emmastraat 33, Alkmaar. 


Rapport van Dr. G. Hoeneveld over de bespreking met Pertri, Obersturmbannführer und Kriminalrat, en een lagere Duitse officier, op dinsdag 1 mei 1945 in de Wehrmachtskommandatur Alkmaar. 

Het onderhoud verliep zeer vlot en duurde drie kwartier. Het geheel maakte een betrouwbare indruk en de SD stond op het standpunt alles zo snel mogelijk af te werken. Waar het voorstel van de SD uitging, heb ik eerst hun motivering daaromtrent gevraagd, waarvan het antwoord kort en duidelijk was: “de oorlog is nog lang niet voorbij, en straks moeten wij met de BS samenstrijden tegen de bolsjewisten, waarom zullen wij elkaar nu nog afbreuk doen?” Met de door de Gewestelijk Commandant gestelde voorwaarden, dat ze zich met hun top in verbinding moesten stellen, zodat ook van die kant schriftelijk voorstellen kunnen worden gedaan, werd geheel akkoord gegaan. Na lange politieke beschouwingen eindigde het gesprek en deelden de heren mij mee, dat zij zich onmiddellijk naar Den Haag zouden begeven. 

Woensdag half elf werd te mijnen huize het onderhoud voortgezet, nu gevoerd door Petri en Pegels, Hauptman der Schutzpolizei. Ze waren 's nachts vier uur uit Den Haag teruggekeerd en deelden nu mee, dat de Führung der SD gaarne tot onderhandelingen bereid was, en voorstelde als plaats van de besprekingen Den Haag, het liefst op 3 mei. Wanneer de BS de leider stuurde, zou het hoofd van de SD (vermoedelijk Schöngart) ook aanwezig zijn: kwam de stafchef, dan zou de SD deze ook sturen; ze prefereerde echter een onderhoud van de beide leiders. Het zou een algemene regeling moeten worden, namelijk ook gelden voor Amsterdam, Rotterdam, Utrecht etc.

De heer Petri verwachtte van mij bericht, waarna hij het antwoord naar Den Haag zou doorseinen; ook wilde hij transporthulp verlenen aan de BS voor het onderhoud in Den Haag.


2. Onderhandelingen met de Ortskommandant van Alkmaar

In de laatste week van april 1945 kreeg M. Gonlag, als districtscommandant van het strijdend gedeelte in District 2, opdracht contact op te nemen met de Ortskommandant Majoor A. Schauss, teneinde deze ertoe te brengen dat hij zich met zijn troepen aan de BS zou overgeven. 

Ook voor dit overleg werd de hulp ingeroepen van Dr. G. Hoeneveld. Deze vond het echter beter voorafgaand contact op te nemen met ene Majoor Tayenthal; dat was niet zo'n bruut. 


Rapport van Dr. G. Hoeneveld van de bespreking met Majoor Tayenthal op 2 mei 1945 in de Wehrmachtskommandatur Alkmaar.

Tezamen met de heer G. Grondsma, Nassauplein 2, hebben we belangrijke besprekingen met de majoor gehouden, omtrent overgave van de troepen aan de BS na de capitulatie in Duitsland. Ik deelde hem mee, dat de Gewestelijk Commandant de capitulatie spoedig verwachtte en dat de Ortskommandant van Amsterdam zich reeds bereid verklaard had, zijn troepen aan de BS over te geven, voordat de geallieerden ter plaatse zouden zijn. Mijn mandaat hield nu in ook de hoogste legerleiding hier te verzoeken dit voorbeeld te volgen.

Majoor Tayenthal had hiertegen twee bedenkingen. In de eerste plaats zag hij hierin een dubbele capitulatie, daar de Amerikanen en Engelsen tenslotte bij binnenrukken in Alkmaar de zaak geheel opnieuw zouden regelen en bovendien, daar nu ze heel dichtbij waren, zou het verschil van de twee capitulaties slechts enkele uren duren. In de tweede plaats zouden zij nooit zelfstandig capituleren wat ook in Amsterdam onmogelijk was, daar ze als militairen daarover eerst een bevel uit Den Haag moesten krijgen, waar de wijze van overgave hun ook werd voorgeschreven. 

Tegen deze bedenkingen meende ik het volgende te moeten opmerken en wel wat het laatste punt betrof. Mijn inziens moest de BS beschouwd worden als een verlengstuk van het Nederlandse leger, dat op zeer bijzondere wijze door de jaren van afwezigheid van de hoofdmacht in Engeland, hier moest opereren. Dat verlengstuk heeft altijd verbinding gehouden met de hoofdmacht en ook doordat we steeds in oorlog zijn gebleven met Duitsland, is het logisch en draagt het de goedkeuring weg van het Nederlandse leger, dat wil zeggen de hoofdmacht, en zeker ook van de geallieerden op deze wijze u te laten capituleren. 

Wat het eerste punt betrof, is het niet zo zeker, dat de geallieerden hier zo snel zouden komen en om in dat hoogst emotionele ogenblik chaos te vermijden en een snel en rustig verloop te zien, meent de Gewestelijk Commandant van de BS dat dit de beste wijze is.

Daarna deelde ik Majoor Tayenthal mee, dat ik momenteel tevens besprekingen voerde met de SD over een compromis, maar dat ik de SD niet zou inlichten over de besprekingen met hem. Tevens vertelde ik hem, dat de SD op het standpunt stond, dat de oorlog nog lang niet afgelopen was en zij een overeenkomst met de BS wilde sluiten om straks gezamenlijk tegen het communisme te strijden. Ik vroeg hem zijn mening over deze nonsens.

Hij antwoordde hierop, dat de legerleiding bevel had gegeven alle agressiviteit te staken en te zorgen voor rust en orde in de verschillende plaatsen. De SD moest hieraan ook gehoorzamen en zocht hiervoor een bepaalde vorm. 

We hoefden niet meer ongerust te zijn over de houding van de SD, omdat de militaire macht hier in de stad ongeveer 1.000 man en van de SD 30 man bedroeg. Nogmaals zei hij, dat alleen overgave aan de BS mogelijk was, wanneer Blaskowitz, bevelhebber van de Festung Holland, daartoe bevel gaf. 

Majoor Tayenthal zou zich nu in verbinding stellen met Majoor Schauss, die eigenlijk de hoogste militaire autoriteit was en tevens zou hij contact zoeken met de Ortskommandant te Amsterdam. 


Rapport van Dr. G. Hoeneveld van de bespreking met Majoor Tayenthal op 3 mei 1945 ten huize van Hoeneveld.

De heer Tayenthal had gisteravond in Amsterdam een bespreking met Generaal Bertram. Hij deelde mee, dat hij daar opnieuw de eed van trouw aan Admiraal Dönitz had afgelegd, die door de Führer als zijn opvolger was aangewezen. De heren moesten overigens deze eedaflegging als symbolisch beschouwen, die verder geen betekenis had. Duitsland had de oorlog verloren en hij beschouwde de Vesting Holland, met nog 160.000 militairen nu als geheel onafhankelijk te staan van het moederland. Generaal Blaskowitz was hun enige chef en zijn bevel had een ieder op te volgen. Hij waarschuwde dan ook tegen pogingen om plaatselijk ergens een overgave te entameren, wat ernstige gevolgen kon hebben. Als men dit bijvoorbeeld in Alkmaar deed, zou de commandant van Den Oever opdracht kunnen geven de stad plat te schieten, met een 10-tal kanonnen, die daarop gericht schijnen te zijn. Hij noemde zo ook het voorbeeld van Texel, wat mijn inziens zeer ongelukkig en onjuist was. 

Bij de bespreking met Generaal Bertram stond vermoedelijk in het middelpunt de kwestie van hun vrees, dat bij de ontwapening eventueel militairen naar Rusland zouden worden gevoerd. Blijkbaar willen ze een voorwaarde stellen, dat de krijgsgevangenen naar huis gezonden worden, zoals dat gebruikelijk is.

Op mijn vraag of ook daar de SD onder begrepen was, antwoordde hij weifelend. Daarop ontspon zich een lang debat over de hoedanigheid van de SD, waarover ik slechte ervaringen kon meedelen, hij daarentegen wel moest toegeven, dat ze af en toe grote fouten maakten, maar dat hun positie zeer moeilijk was en hij tenslotte nooit gemerkt had, dat ze incorrect waren. 

Daarop werd hem de vraag gesteld of bij een eventueel algemene capitulatie van de Vesting Holland zij zich aan de BS wilden overgeven. Hij antwoordde hierop volmondig “Ja”; ook beschouwde hij de BS als een deel van het Nederlandse leger.

Ofschoon ze order hadden gekregen bepaalde gedeelten van de Vesting geheel rustig te houden, ook in verband met de voedseltekorten en de voedseltoevoer door vliegmachines, waren de fronten nog steeds niet geheel rustig en werd er nog gevochten. Ook had men twee vliegmachines neergeschoten, die zich niet aan de voorgeschreven route hadden gehouden. Tevens was Zaandam gisteravond bij zijn terugkeer uit Amsterdam zeer onrustig. Hij bracht tenslotte opnieuw naar voren, dat de Vesting Holland nog sterk genoeg was om zich lange tijd te verdedigen en dat ze eventueel bij ongunstige voorwaarden nooit zouden capituleren en dan liever met Holland en bevolking te gronde willen gaan. Aanvalskracht bezat het leger zeker niet meer. Tenslotte was hij bereid de versperringen in de stad weg te laten nemen en het aantal spitters te beperken (ik kreeg niet gedaan, dat deze “slavenarbeid” geheel opgeheven werd). 

Daarop heb ik hem gepolst over de inundatie van de Wieringermeer. De militairen in Alkmaar hadden deze maatregel verschrikkelijk gevonden, maar uit strategisch oogpunt was dit beslist noodzakelijk. Toen de geallieerden langs het IJsselmeer gingen en Friesland en Groningen betraden, hebben ze dit gebied vrijgegeven, maar hadden zij te weinig militairen in de buurt van Den Oever om, eventueel bij landing van parachutisten, waarvoor de Wieringermeer zich bij uitstek leende, zich in het noorden van Holland staande te houden en de afsluitdijk te verdedigen. 

Ook nu nog wanneer de Engelsen of Canadezen de afsluitdijk zouden trachten over te steken, worden zeker alle polders in Noord-Holland geïnundeerd. 

Hedenavond heb ik Majoor Tayenthal gebeld en hij was bereid mij morgen vroeg opnieuw een bezoek te brengen en dan toevallig een paar heren van de BS te ontmoetten. Hij had Majoor Schauss van dit alles nog onkundig gelaten en dit was voorlopig ook nog het beste. Toen ik hem bij afscheid meedeelde dat ik later in Wenen hem in zijn laboratorium (hij is chemicus) eens hoop te ontmoeten, antwoordde hij “dat zal waarschijnlijk niet gaan, de verhoudingen zijn daar zeer gecompliceerd” (hij bedoelde, dat hij als nationaal socialist wel gestraft zou worden).

Zondag 6 mei 1945 was er nog het volgende contact met Schauss: De afspraak was dat het uitsteken van de vlag op het stadhuis het sein kon zijn, dat Alkmaar kon gaan vlaggen. De surrogaat burgemeester vond echter niet goed dat de vlag op het stadhuis werd uitgestoken. 

Ik vond het te gevaarlijk dat Alkmaar zonder meer ging vlaggen, dus liet ik Schauss weten dat Alkmaar zou gaan vlaggen. Schauss maakte geen bezwaar. Ik wist zo, dat dit veilig kon gebeuren en gaf toen aan mijn vrouw de eer dat zij als eerste in Alkmaar de vlag kon uitsteken, een voorbeeld, dat in korte tijd door heel de stad werd gevolgd. 

Maandag 7 mei 1945 had dan het onderhoud met Schauss plaats, eveneens ten huize van Hoeneveld. Gonlag en ik gingen daar per auto heen. Voorzien van de banden en onze onderscheidingstekens, echter nog onder onze jas verborgen. Hetzelfde was het geval met de OD-chauffeur (Ordedienst), die bovendien een stengun bij zich had. Schauss was vergezeld door een Feldwebel (onderofficiersrang vergelijkbaar met de Nederlandse sergeant der 1e klasse) in een smerig uniform. Hij excuseerde zich, dat hij geen waardiger adjudant had kunnen meebrengen.

Het eigenlijke doel van de bijeenkomst, de overgave, werd niet bereikt, daar ook Schauss zich op het standpunt stelde, dat Tayenthal had ingenomen. Het gaf echter veel voldoening uit de mond van Schauss te horen, dat hij de BS (tot voor een paar dagen nog “terroristen”) als een verlengstuk van het Nederlandse leger beschouwde. Speciaal werd gesproken over de vrijlating van de laatste gevangenen. Schauss meende, dat er niet meer waren. Toen wij hem zeiden, dat dit nog met enkelen het geval was (en dit waren de ergste, die zeker waren doodgeschoten) beloofde hij, dat ze onmiddellijk vrijgelaten zouden worden. Dit gebeurde die middag nog. 

Geestig was het slot van de bespreking: Schauss sprak er zijn verbazing over uit, dat hij ons, zulke vooraanstaande Alkmaarders, nooit ontmoet had. “Aber Herr Major, wir waren unterirdisch” was daarop ons antwoord. Schauss keek toen nog lager dan op zijn neus.

Enfin, wij waren erkend en zo reden wij met ons drieën zonder overjas naar mijn huis, om één van de flessen wijn, die de Landwacht bij een huiszoeking korte tijd tevoren had achtergelaten, op de overwinning te drinken.



Ondanks dat de onvoorwaardelijke capitulatie van de Duitsers op 4 mei 1945 is getekend, houden de Duitsers in Alkmaar nog steeds de hakken in het zand.


D R I N G E N D E   W A A R S C H U W I N G


De BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE ALKMAAR maakt bekend dat in verband met de geruchten welke thans de ronde doen, dat de Duitsche bezetting in de Vesting Holland in zijn geheel zou zijn gecapituleerd, hem namens den Commissaris-Generaal van Verwaltung und Justiz, Dr. Wimmer, werd medegedeeld dat deze geruchten ongegrond zijn, daar van een capitulatie in het nog onbezette deel van Nederland absoluut geen sprake is. 

Voorts heeft de Ortskommandant van Alkmaar hem in verband hiermede eveneens bericht, dat van een capitulatie geen sprake is en dat de orde en rust in de gemeente op de normale wijze moeten blijven gehandhaafd. Indien de bevolking toch tot openlijke demonstraties, betogingen of samenscholingen mocht overgaan, zou hij zich genoodzaakt zien de scherpste maatregelen te nemen en zal door Duitsche patrouilles onmiddellijk, zonder voorafgaande waarschuwing, met scherp worden geschoten.

De bevolking wordt derhalve in haar eigen belang aangemaand de orde en rust op de normale wijze te blijven bewaren, en niet over te gaan tot openlijke demonstraties, betogingen of samenscholingen, daar anders bij optreden van patrouilles der Duitsche Weermacht mogelijk onschuldigen hiervan het slachtoffer zouden worden.

Een ieder neme hiervan goede nota.


De burgemeester van Alkmaar, 

B.A. v.d. Sluijs



Ook de Binnenlandse Strijdkrachten laten van zich horen.


W A A R S C H U W I N G


De Duitsers stellen zich op het standpunt dat de toestand een wapenstilstand is en geen capitulatie.

Hieruit zou volgen dat de Duitse bezetting feitelijk de macht in handen heeft. 

Zij heeft geen bezwaar gemaakt tegen het uitsteken van vlaggen en het dragen van oranje, doch zij wensen in geen geval provocaties. 

Houdt U dus rustig. Het uur der volkomen bevrijding nadert. 

De Binnenlandse Strijdkrachten



Bron: Regionaal Archief Alkmaar